(ge) Zin in de stad

Door Irene Edzes

Hoe maken we de stad kindvriendelijker en ondersteunen we jonge gezinnen? Op basis van deze vraag begon Gezin in de stad (een initiatief van bureau Feld) twee jaar geleden aan een ontwerpend onderzoek. De resultaten ervan zijn afgelopen donderdag gepresenteerd in Amsterdam.

Onze steden mogen een gestaag groeiende groep jonge inwoners welkom heten. Dit is geen Nederlands fenomeen, maar valt ook waar te nemen in de landen om ons heen. Gezinnen blijven steeds vaker in de stad wonen, te midden van alle voorzieningen. Speelruimte voor de kinderen is daarbij een factor van belang. Maar de krap bemeten binnensteden bieden weinig ruimte voor spelend ontdekken. In de grote steden moet de ruimte worden bevochten op de geparkeerde auto’s, fietsenhordes en bakfietsblokkades. Er moet meer worden bewogen, maar waar gaan we dat doen?

Bureau Feld heeft samen met sociaal geografe Lia Karsten onderzoek gedaan naar sociale en ruimtelijke patronen van gezinnen in de stad. Ze heeft zich daarbij gericht op het wonen binnen de stedelijke negentiende-eeuwse ring van Rotterdam en Amsterdam. Op basis van de uitkomsten zijn voor concrete locaties in Rotterdam en Amsterdam ontwerpvoorstellen gedaan om de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren.

De vraag naar meer ruimte speelt zich af op verschillende niveaus. Allereerst letterlijk. Met een brede stoep voor de deur wordt maar liefst vier keer meer buiten gespeeld, dan wanneer een smal trottoir de enige optie is. Het verbinden van speelplekken door middel van langzaam verkeersroutes draagt aanzienlijk bij aan het gevoel van veiligheid van ouders. En daarmee aan de bewegings- en keuzevrijheid van kinderen.

Maar ook mentaal is de ruimte voor kinderen zeer beperkt. Kinderen mogen vooral veel NIET. Geen overlast veroorzaken, niet klauteren, want je mocht je eens bezeren. Geen stoep opeisen, want we willen de bakfiets voor de deur. Verstoppen mag, maar niet naast de glimmende auto van de buurman.

Bovendien zitten we er als ouders wel erg bovenop, op onze kinderen. Hoewel we sinds de jaren vijftig meer buitenshuis zijn gaan werken, besteden we twee keer zoveel tijd aan onze kinderen. En we begeleiden onze kinderen op de talloze ritjes intensief. Onze kinderen moeten veel, maar mogen minder. Althans als het gaat om het vrijelijk buiten bewegen.

Ook sociaal gezien valt er aan ruimte te winnen. Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van een buurtschool in een wijk een factor van betekenis is. Vooral met de vriendjes van school wordt buiten gespeeld. En het sociale netwerk van ouders dat zich op het schoolplein vormt, draagt ertoe bij dat kinderen meer vrije bewegingsruimte krijgen. Het aloude dorpsgevoel ‘ons kent ons’ biedt vertrouwen om kinderen meer ‘uit het zicht’ te laten spelen. Ruimte voor ontmoeting vergroot de bewegingsvrijheid van kinderen, maar ook van ouderen.

En ligt dat nu niet aan de basis van alle welbevinden in de stad? Een plezierige openbare ruimte, waar plaats is voor ontmoeting. ‘Gezin in de Stad’ komt niet met instant-oplossingen, want iedere wijk heeft zijn eigen karakteristieke opbouw en samenstelling. Het stuurt eerder aan op een andere blik op het fenomeen spelen en ontmoeten. De vraag naar meer ruimte treft ons allemaal en we zullen er ook allemaal iets voor moeten doen en vooral ook laten!

Meer informatie: www.gezinindestad.nl. Bureau Vollmer & Partners maakte deel uit van de klankbordgroep en adviseerde op het gebied van stedenbouw en inrichting van de openbare ruimte.