VERHALEN VAN HET NIEUWE BEELD, de beeldaanpassing van een rijtjeswoning

Auteurs: Martin Liebregts en Sandra Arts

Een serie over de beeldkwaliteit (4)

Het aansprekend beeld
Het beeld neemt een steeds dominantere plaats in onze maatschappij in. Wij kiezen de voorwerpen, de goederen en de omgeving, mede op basis van het beeld en de verwijzingen van de beelden naar een (veronderstelde) wereld. Je zou het ook het karakter kunnen noemen dat het beeld respecteert. De grote opkomst van alle retro-stijlen houdt mede verband met onze zoektocht naar zekerheid, al of niet gedreven door nostalgie. Geen enkele architectuurstijl is hier los van te zien. Het verleden is hier een overtuigend bewijs van, waarbij voortdurend teruggegrepen werd op het bouwen uit het verleden, met toevoegingen als klassiek, neo of retro. Bij de aanpak van de rijtjeswoningen uit de periode 1945 tot 1975 zal het te realiseren beeld ook een belangrijke rol spelen. De techniek bepaalt dan niet de (intrinsieke) waarde, maar het beeld in combinatie met gebruik van materialen (textuur).

Om hier een aanpak voor te ontwikkelen, die het unieke, eenmalige project overschrijdt, met behoud van de (lokale) exclusiviteit, zullen de bouwstenen voor de architectuur geformuleerd moeten worden, in combinatie met het te realiseren comfort. De zoektocht zal in eerste instantie toch het karakter krijgen van het duiden van de beeldkwaliteit aan de hand van referenties (zie ook 1).

Bouwstenen voor de architectuur
De bestaande architectuur van een rijtjeswoning uit de periode 1945 tot 1975 is vrij uniform. Zij bestaat uit een hoofdmassa van twee bouwlagen met veelal een zadeldak van 30 tot 45 graden. De vooroorlogse en begin na-oorlogse rijtjeswoning onderscheidt zich soms hiervan door één bouwlaag, dakvlak met dakkapellen en bijzondere oplossingen met topgevels. Maar in alle gevallen overheerst de eenvoud. Ook speciale hoekoplossingen behoren geleidelijk aan in de tijd tot de uitzonderingen. Het samenspel tussen gevel-, dak- en hoekoplossing bepaalt normaliter de architectuur in hoofdlijnen. Pas dan spelen de ramen, de toepassingen van materialen en de ornamenten, ofwel bij uitzondering luifel, erker en dakgoot, een rol om het verhaal van de gevel te vertellen.
Bij de aanpak van de schil (gevel plus dak), ingeval van kwaliteitsaanpassing, zijn drie benaderingen te onderscheiden:

  • Conserveren met behoud van de bestaande gevelarchitectuur;
  • Renoveren met metamorfose;
  • Transformeren tot een nieuwe beeldtaal.

In totaal zijn er op basis van referentiebeelden binnen de drie benaderingen zeven verschillende beelden te benoemen:

(1) Conserveren als optimalisatie. De oorspronkelijke architectuur wordt zoveel mogelijk gehandhaafd of in ere hersteld, waarbij kleine toevoegingen soms noodzakelijk zijn om de soberheid uit het verleden te compenseren. Te denken valt aan een luifel, doorlopende raamdorpelsteen, keimen (voorbeelden zijn Beatrixstraat te Dongen (1950) en Hakfortlaan te Arnhem (1960)).
In principe gaat het bij conserveren om behoud of herstel van de bestaande architectuur met kleine correcties. In het geval de oorspronkelijke architectuur voldoende architectonische verfijning kende, kan een monumentale benadering gevolgd worden.

(2) Renoveren met metamorfose. De oorspronkelijke architectuur van de gevel is van geen betekenis. Soberheid is alom troef. In principe kan de gevel ingepakt worden door buitengevelisolatie, al of niet deels afgewerkt met één of meerdere texturen. Deze oplossing zal in eerste instantie ingezet worden bij een zeer ‘sober’ woningbouwsysteem, waarbij het oorspronkelijke uiterlijk noch de raamverdeling enige waarde of betekenis heeft (voorbeeld uit de praktijk is De Witte Wijk te Heerlen (1950)).

Transformatie tot een nieuwe beeldtaal. Als de beeldkwaliteit, in combinatie met de ingrijpende aanpak van de schil, richtingbepalend is voor de aanpak, zijn er totaalbeelden te realiseren. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen het dakvlak, de langsgevel/voorgevel en de kopgevel. In principe kan bij deze benadering het totale architectonische beeld gewijzigd worden. Ingeval deze benadering gekozen wordt, zijn globaal de volgende beeldaspiraties of beeldsmaken te realiseren:

(3) Tuindorp als referentiebeeld. Bij deze oplossing ontstaat er een samenspel tussen gevel, kapvorm en hoek. De horizontaliteit is een belangrijk element in deze architectuur, evenals deels een lagere goothoogte (voorbeeld Vanegwoningen te Ulft).
(4) Parkkarakter of jaren dertig architectuur. Hier spelen verticaliteit, erker en metselwerkpatronen een belangrijke rol (Floris Montal te Vlaardingen, de Vaneg-woningen te Ulft en Liesdel te Nieuwpoort).
(5) Tussen traditie en moderniteit (shake hands). Hierbij wordt verwezen naar de architectuur van de jaren vijftig met metselwerk, beton(kaders), decoraties etc.(voorbeelden: Liesdel te Nieuwpoort, Oranjebuurt te Middelburg).
(6) De moderniteit als beeldcompositie. Hierbij wordt doorgeborduurd op de principes van het Moderne Bouwen. In principe gaat het hierbij om relatief vlakke gevels, bescheiden gebruik van ornamenten en veel glasoppervlak (voorbeeld Pégé-woningen in Ulft).
(7) Een combinatie van de punten (3), (4), (5) en (6): een eclectisch beeld.

Van referentiebeelden naar bouwstenen
In het betoog tot nu toe zijn zeven mogelijk te onderscheiden en na te streven architectuurbeelden genoemd en is aangegeven aan welke voorbeelden hierbij gedacht kan worden. Het is nu kunst deze beelden te vertalen naar de onderliggende bouwstenen. De hoofddragers voor deze bouwstenen bestaan uit:

  • Dak(vorm) : Zadeldak, mansardekap of topgevel.
  • Gevelopbouw : Het spanningsveld tussen gevel open en gevel dicht. Bijvoorbeeld te vertalen naar modellen:
    – Gevel met gaten (enigszins toevallig);
    – Gevel met verticale pui;
    – Gevel met horizontale raamstrook (verdieping);
    – Weefselgevel (patroon).
  • Textuur : De keuze voor bijvoorbeeld natuurlijke materialen: baksteen, beton, hout.
  • Ornament : De inzet van verbijzondering in de vorm van luifel, erkers ofwel de basis voor de opties.

Het is een traditie om bouwstenen te benoemen, die de architectuurtaal bepalen (2). De bouwstenen maken het mogelijk het gewenste karakter van de aanpassing van het beeld te duiden. De bouwstenen maken het mogelijk om het beeldverhaal in samenspraak te ontwikkelen.

Werken aan een eigen beeldverhaal
Een eigen beeldtaal en vormgeving ontwikkelingen is geen kwestie van het verzamelen van voorbeelden. In principe is het zoeken naar een samenhang in de ingrediënten die het beeld bepalen, met de eigenheid die staat voor wat je bent en wat je (als buurt) wilt uitstralen.

Elke kwaliteitsaanpassing begint bij de waardering van het bestaande beeld en bij de ruimte vaststellen die er is voor verandering. Met andere woorden welk referentiebeeld is er gewenst en welke bouwstenen zijn hiervoor nodig. In een soort workshop (KARAKTERWORKSHOP) moet dit stap voor stap vastgelegd worden, waarbij ook mogelijkheden geschapen moeten worden voor individuele invullingen, respectievelijk opties (styling en tuning) met oog voor de samenhang (2 en 3)

 

 

BRONNEN

(1)zie andere artikelen in deze serie over beeldkwaliteit:
‘Reflectie: schoonheid, uiterlijk of harmonie’, Martin Liebregts, kennisbank Bestaande Woningbouw, 17 januari 2012.
‘Reflectie: de gevel van het blok als eenheid’, Martin Liebregts en Sandra Arts, kennisbank Bestaande Woningbouw, 16 maart 2012.
‘Reflectie: het gevoel van schoonheid, de basis voor vernieuwing voor de gebruiker’, Martin Liebregts en Sandra Arts, kennisbank Bestaande Woningbouw, 31 mei 2012
(2) ‘Op zoek naar plug- en play-oplossingen uit de markt’, Yuri van Bergen en Martin Liebregts, kennisbank Bestaande Woningbouw, 15 juni 2012.
(3) ‘Reflectie: het gevoel van schoonheid, de basis voor vernieuwing voor de gebruiker’, Martin Liebregts en Sandra Arts, kennisbank Bestaande Woningbouw, 31 mei 2012>