STUDENTENUNITS, EEN REPLICA VAN DE BEJAARDENHUISVESTING

Een serie over nieuwe plattegronden – 3 –

 

Door: Martin Liebregts

Rond 1970 zijn er in Nederland in enkele jaren tienduizend wooneenheden voor de zogenaamde ‘bejaarden’ gebouwd. Het omvatte de verzorgingstehuizen met één kamereenheid en incidenteel een tweepersoonseenheid, in combinatie met aanleunwoningen (tweekamerwoningen). Hetzelfde principe wordt nu toegepast bij de studentenhuisvesting met bijna dezelfde typologie en maten. Helaas zijn de bejaardenwoningen na vijftig jaar weer massaal vervangen of grondig gerenoveerd, waarbij alleen het casco nog in stand gehouden werd. Dit is en was het resultaat van een ‘eng’ economisch jasje, dat precies past bij de vraag van de korte termijn. In die zin is er iets te leren bij de invulling van de studentenhuisvesting en het bieden van ruimte aan flexibiliteit, mede met het oog op de toekomst. Tegelijkertijd is het ook verbazend, dat de verzorgingstehuizen en aanleunwoningen in studentensteden niet passend gemaakt worden voor een andere doelgroep. Soms is het verstandig de vraag roerend te maken en op zoek te gaan naar een passende vraag. Nu terug naar het ontwerp van de studentenhuisvesting en de oplossingen die nu bedacht worden met de erbij behorende eigenschappen: gemeenschappelijkheid, maatstructuur en ontsluitingsprincipe (1).

Lees verder

DRIEKAMERAPPARTEMENT EN DE VERHOUDING TUSSEN DE OVERIGE VERTREKKEN

Serie over nieuwe plattegronden – 2 –

Door: Martin Liebregts

Zoals in het vorige artikel is aangegeven, is er een duidelijke relatie tussen de grootte van de woonkamer/keuken en de afmetingen van de slaapkamer/badkamer. Maar bij een bepaalde omvang vlakt dat af (1). Ook de grootte van de badkamer en de berging intern hebben een relatie met de afmetingen van de woonkamer en keuken. Uiteindelijk vertegenwoordigen ze beide luxe en comfort van de woning. De spreiding in de praktijk ligt voor de som van beide ruimten tussen circa 7 en 12 m2. Het is de verhouding tussen basiskwaliteit en luxe, die zich vertaalt in enkele vierkante meters. De basiskwaliteit heeft wel betrekking op nieuwbouw. Voor de bestaande bouw is de grootte van een andere orde. Ter illustratie een badkamer van circa 3,4 m2 leidt in de bestaande woningbouw tot een tevredenheid van 70 procent of meer, terwijl bij nieuwbouw de ondergrens bijna 5 m2 is die gerealiseerd wordt.


Lees verder

HET WONEN VERBETEREN, DE CONDITIES VERANDEREN

Door Martin Liebregts

Veranderen in plaats van verklaren
Voortdurend pogen we de wereld te verklaren, maar het gaat in wezen om die te veranderen en te verbeteren. En de theorieën zijn slechts hulpmiddelen, die vaak een beperkte levensduur hebben en werken zolang ze binnen de eigen randvoorwaarden opereren. Bij verbeteren gaat het om scheppen van nieuwe condities. En dat gebeurt niet door eenlingen. Het verbeteren is niet een eenmansbedrijf, maar een gemeenschappelijke aangelegenheid. Deze gedachte kwam bij me op bij het lezen van het boek ‘De wereld veranderen’ van John-Paul Flintoff (1). In dit boek verwijst hij naar Leo Tolstoj.

‘De Russische romanschrijver Leo Tolstoj was een van de eersten die opmerkte dat het nauwkeuriger was om te zegen dat de geschiedenis was opgebouwd uit het gezamenlijk effect van de vele kleine dingen die doodgewone individuen iedere dag doen: ‘Een oneindig groot aantal oneindig kleine dingen’. Hiermee wordt de geschiedenis van de ‘grote-mannen-theorie’ naar de prullenbak verwezen.’

Een tweetal overwegingen riep dit bij mij op ten aanzien van de actuele aanpak van de vraagstukken rond Bouwen en Wonen:
• ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’: niemand bouwt iets alleen (2).
•  Het Collectief bouwmeesterschap: het samenspel tussen alle partijen en de verandering erin (3).
Het zijn twee thema’s, die voortdurend bij me opkomen als het om de actuele verandering in het bouwen gaat. Ze stijgen uit boven begrippen als ‘ketenintegratie’ en ‘co-makership’, omdat ze een waardeoordeel uitspreken over de gezamenlijke activiteiten. Het is geen technische aangelegenheid, maar veeleer een bewustzijn zoals dat uit de verwijzing van Tolstoj blijkt.

‘Het gebouw en zijn duizend vaders’
Deze titel duidt op de sterke betrokkenheid van mensen bij de werkzaamheden die ze uitvoeren. Het aardige van (ver)bouwen is dat iedereen het kan zien. Dit geldt zowel voor de direct betrokkenen, de (toekomstige) gebruikers als de passanten en bezoekers. Het is en blijft zichtbaar. De kunst van het (ver)bouwen is dat iedereen trots is of wordt over het eindresultaat, nu en op termijn. ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ poogt hieraan invulling te geven. Het vormt de titel van een boek, dat is uitgegeven bij de oplevering van een nieuwbouwproject en was deels gebaseerd op de portretten van alle mensen die een bijdrage hadden geleverd aan de totstandkoming van de woningen, variërend van de steenbakker tot de ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht. We moeten ons steeds meer bewust zijn dat de verandering het werk is van veel betrokken mensen. Het is dus meer een zaak van een collectief dan van een eenling.

Collectief bouwmeesterschap
Dit begrip gaat een stap verder en duidt op de verandering op de taken en verantwoordelijkheden tussen alle betrokkenen in de bouw. Bij ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ gaat het om de maatschappelijke en morele beschouwing. Ingeval van het collectief bouwmeesterschap betreft het de voortdurend veranderende positie die in de bouw door alle betrokkenen wordt ingenomen. De architect is niet meer de allesomvattende bouwmeester, de opdrachtgever is niet de statische opdrachtgever en de bouwer verandert ook voortdurend van positie. Het collectief moet dus vormgeven aan de kwaliteit, waarbij de taken en verantwoordelijkheden voortdurend kunnen veranderen. Meer dan ooit is de legitimatie van de (eigen) toegevoegde waarde een noodzakelijk aspect van samenwerking. Met andere woorden: Wat heb je toe te leveren aan het team?

Bronnen
(1)    ‘De wereld veranderen’, John-Paul Flintoff, Utrecht, 2012
(2)    ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’, Martin Liebregts en Sandra Arts, uitgeverij Æneas, Boxtel, 2010
(3)     ‘Collectief bouwmeesterschap als netwerk’, Martin Liebregts, 18 oktober 2010, kennisbank Bestaandewoningbouw.nl.

AANTEKENINGEN: LIJNENSPEL, DETAIL EN BEELDKWALITEIT

Auteur: Martin Liebregts

Een serie over de beeldkwaliteit (6)

Woningen, waar mensen kunnen genieten
Als je betrokken bent bij de renovatie van woningen of de aanpassing van bestaande wijken of buurten, dan doe je dat naar mijn opvatting omdat je wilt dat de bewoners ervan kunnen genieten, nu en in de toekomst. Dat moet toch de stelregel zijn. Deze gedachte kwam bij me op naar aanleiding van een interview met Paul Smith, waar hij stelde “Ik maak geen mode, maar kleren waar veel mensen van kunnen genieten, van jong tot oud, van studenten tot rijke zakenmensen” (1). De basis van zijn benadering is te typeren als “letten op de kwaliteit, het begrijpen van de snit en de proportie, naar de toekomst kijken”.
Het gaat dus om de vorm (de wijze waarop een kledingstuk gesneden is) en de verhoudingen die erbij horen. In al zijn ongekunsteldheid, wordt hiermee ook de opgave bij de kwaliteitsaanpassing van de woningvoorraad getypeerd. Oog voor de toekomst, weg met de waan van de dag, gericht op kwaliteit, op de gebruiker en het moet goed in zijn verhoudingen zitten. Als je het zo bekijkt, maakt het bijna niet uit welk ontwerpvak je uitoefent, er gelden dezelfde regels. In die zin is het aardig hoe de beeldkwaliteit bij de aanpak van bestaande woningen beschouwd wordt (2). In dit kader wordt het lijnenspel en het detail aangestipt.

Lees verder

EENVOUD IN HET GROEN

Door Martin Liebregts

De herhaling

In de wederopbouwperiode na de oorlog verschijnen de eerste systeemwoningen op het toneel, om mede een antwoord te geven op het groeiend woningtekort. Een van deze systemen wordt aangeduid met het systeem Welschen. Toevallig kwam ik in een boekwinkel in Coevorden een boekje over het tuindorp aldaar tegen, dat circa tien jaar geleden gesloopt was (1). Een kort citaat uit het boekje geeft een beeld van het verleden:

‘Het werden witte huizen en daarom wordt het ook wel het ‘Witte Tuindorp’ genoemd. Anderen noemden het Jeruzalem. Het nieuwe Tuindorp werd een nieuw lustoord. Het was heel mooi aangelegd. De huizen stonden in een groene ruimte van gazons, tuinen en bomen. …In het nieuwe Tuindorp daarentegen kwamen veel leraren en ambtenaren te wonen in een voor die tijd heel gerieflijke woning.’

De woningen beschikten over gemeenschappelijke voortuinen. Deze wijk vertoonde grote overeenkomst met twee complexen waarvoor wij als bureau de afgelopen jaren renovatieplannen hebben ontwikkeld en die uitgevoerd zijn of worden: De Witte Wijk in Heerlen (2) en Prinses Margrietstraat e.o. in Middelburg (3). Ook deze wijken, rond 1950 gebouwd met Welschen-woningen, beschikten (oorspronkelijk) over gemeenschappelijke voortuinen en zijn stedenbouwkundig zeer ruim opgezet. In alle drie projecten was de kracht gelegen in de stedenbouwkundige opzet, waarbij de eenvoud van de woning juist die kwaliteit ondersteunde.

Eenvoud in het groen

De oorspronkelijke architectuur is sober. De bouwstenen, die het accent geven, zijn bescheiden en bestaan uit betonnen sierkaders ter plaatse van de voordeur, al of niet in combinatie met een luifeltje, betonnen sierelement als puivulling, gemetselde schoorsteen of siermetselwerk ter plaatse van de kopgevel. In de loop der jaren is de kozijnindeling gewijzigd en is deze beperkte verfijning verdwenen. Ondanks deze architectonische versobering blijft het geheel door de stedenbouwkundige setting toch nog ‘aardig’ en aantrekkelijk ogen.

Behoud van eigenheid

In de twee projecten – Heerlen en Middelburg – is bewust gekozen om de eigenheid van de buurt, dat bestaat uit een samenspel van stedenbouw en architectuur, te behouden en de woningen weer voor vijfentwintig à dertig jaar geschikt te maken voor bewoning. In beide gevallen ligt de aanpak bij de schil (gevel en kozijnen). Door kleine accenten aan te brengen, is gepoogd om de oorspronkelijke eenvoud een beetje te laten schitteren. En dat is toch vaak de opgave bij de aanpak van de bestaande woningvoorraad.
Pas nu wordt duidelijk wat de kracht van een stedenbouwkundig concept is en wat ervoor pleit de kwaliteit van dit concept met elkaar te koesteren. Eenvoudige architectonische woningen kunnen pronken in een samenhangende setting van groen en ruimte.

Bronnen
(1)  ‘Tuindorp, door de jaren heen’, Leidy van Nuil-Brunink en Hennie Bos-Lennips, Dalen 2003
Dit boek gaat over de speeltuinvereniging BSV Tuindorp en zijdelings worden ook het Rode Tuindorp (1921) en het Witte Tuindorp (1950-1952) behandeld. Beide complexen zijn in de loop der tijd vervangen. Het Witte Tuindorp is een stedenbouwkundig plan van J.A.M. de Boer (154 woningen)
(2)  De Witte Wijk te Heerlen omvat 260 eengezinswoningen, die in 2005/2006 zijn gerenoveerd. De stedenbouwkundige was Jos Klijnen en architect Stoks, die aan de basis van het plan uit 1951 gestaan hebben
(3)  Het complex van 42 eengezinswoningen en 88 duplexwoningen in de Prinses Margrietstraat e.o. in Middelburg zijn een ontwerp van Groosman. De uitvoering van de renovatieplannen vindt plaats in 2012

OP ZOEK NAAR CONSENSUS ZONDER VOOROORDELEN

Door Roel Simons en Jorg van Waas

Het is woensdagavond acht uur en we bevinden ons in het buurthuis van de wijk. Twintig bewoners wachten op uitleg van de architect over de aanpak van hún woningen. Na verschillende bijeenkomsten is dit de avond dat het ontwerp als geheel wordt gepresenteerd. Een algemeen basisplan voor alle woningen in de wijk, dat tot stand is gekomen door de aanwezige cultuurhistorie , een monumentenstatus, een kader voor de gehele wijk, maar ook door de bewoners zelf.

De renovatie van een bestaande wijk omvat voor de ontwerper meer dan het maken van alleen een ontwerp. Hij onderzoekt de historie en de structuur van de wijk en vormt een visie. De bewoners vormen een wezenlijk onderdeel van de wijk en kennen hun woningen door en door. Communicatie met bewoners start dan ook nooit zonder vooroordelen van beide partijen. Bij de totstandkoming van een renovatieplan is het zaak dat er overeenstemming ontstaat over de invulling van de renovatie. Zowel de bewoner als de ontwerper moet zo neutraal mogelijk het plan benaderen en leren kijken en luisteren naar de ideeën van de ander. Samen ga je op zoek naar een consensus waarbij de vooroordelen opzij worden gezet en beide partijen bereid zijn hun eigen standpunt te heroverwegen.

 

Lees verder

VANEG-WONINGEN, OPNIEUW DE TOP VAN DE WONINGMARKT

Door Sandra Arts

In Nederland zijn in de jaren 70 circa 7.000 woningen gebouwd volgens het bouwsysteem Vaneg. Vaneg is een montagebouwmethode voor laagbouwwoningen met geprefabriceerde betonelementen die op het werk worden gemonteerd. De wandelementen bestaan uit verdiepingshoge elementen en de vloerelementen van de verdiepingen zijn vertrek breed. De langsgevels zijn samengesteld uit geprefabriceerde houten pui-elementen en de begane grondvloer bestaat uit een systeemvloer. De woningen waren bij oplevering het toppunt van comfort door de grootte en de aanwezige uitrusting (CV, badruimte). Nu, ruim veertig jaar later, kennen de woningen veel bouwkundige problemen zoals vocht, tocht, geluidsoverlast en de energetische kwaliteit is zeer gering. Ze komen in de huidige situatie uit op label F.

Nieuwe situatie
Voor woningbouwvereniging Wonion te Ulft hebben we in een consortium met BAM meegedaan aan een selectie voor de renovatie van dergelijke woningen. Voor de woningbouwvereniging vormde de nieuwe generatie op de woningmarkt aanleiding voor een bijgesteld programma.

Het ging hierbij om de renovatie van 115 woningen die onderdeel uit moeten gaan maken van twee buurten met elk een andere sfeer, de Parkbuurt en de Gaarden. Door deze studie zijn we als bureau goed op de hoogte van wat de eigenschappen en de mogelijkheden zijn van deze woningen.
In ons voorstel strippen we de woningen volledig, dat wil zeggen de voor- en achterpuien en het buitenblad vervangen, waardoor door een nieuwe schil aan te brengen de energetische kwaliteit van de woningen op een hoger nivo wordt gebracht. Door ter plaatse van het metselwerk, steenstrips toe te passen kan de totale constructiedikte beperkt blijven waardoor ook de huidige fundering voldoet. De realisatie van dit alles kan binnen 9 dagen waardoor de overlast voor de bewoners wordt beperkt.
Daarnaast worden energetisch drie varianten aangeboden: energielabel B, A en A+. Per variant  kan een indicatie gegeven worden voor de woonlasten na renovatie. Lees verder

REFLECTIE: Karakterworkshop en Co-engineering, een vorm van collectief bouwmeesterschap

Auteur: Martin Liebregts

Een serie over de beeldkwaliteit  (5 )

De vakantie staat voor de deur en er ontstaat ruimte voor enige reflectie over de afgelopen periode. Een thema dat bij alle rust de volle aandacht kan krijgen, is beeldkwaliteit en schoonheid. Juist in de periode van rust, zoals tijdens de vakantie, nemen we daar tijd voor. We gaan de schoonheid van de natuur bewonderen of in musea ons vergapen aan de verbeeldingskracht van anderen en in de kerken ons laten inspireren door het samenspel van beeld, licht en ruimte. In de serie over de beeldkwaliteit, die in de eerste helft van dit jaar gepubliceerd is, is gepoogd de alledaagse schoonheid, die ons omringt, bespreekbaar te maken.

Lees verder

Citypark T Green

door Frank van Winden en Joris Verhoeven

De Spoorzone is een omvangrijk gebied in het centrum van Tilburg met in het hart De Werkplaats: het voormalige NS-terrein aan de noordkant van het Tilburg CS. Generaties Tilburgers werkten binnen de muren aan locomotieven en treinen, op steenworp afstand van de stadswijk Theresia.
Citypark T green is een studie naar een uitgestrekt stadspark in dit gebied, als alternatief voor de huidige ontwikkelingen die op planning staan.

De laatste plannen voor het gebied gaan namelijk uit van een invulling met een hoge dichtheid van wonen en werken. De woning- en kantorenmarkt zit echter in het slop en een plan dat uitgevoerd moet worden door marktpartijen zal de komende tijd weinig kans van slagen hebben. Met name de beoogde rendementen staan onder hoge druk en de verwachting is dat deze de komende jaren niet haalbaar zijn. Uit de studie blijkt een alternatieve aanpak meer passend: ontwikkeling door de gemeente en een duurzame oplossing voor de lange termijn, waarbij de belangrijkste conclusie is: veel minder bouwen.

De studie gaat uit van een groot landschapspark genaamd T Green waarin allerlei culturele en toeristische voorzieningen zijn ondergebracht. Het park strekt zich als een campus uit van het NS plein aan de oostzijde tot de Fraterstraat aan de westzijde. De bestaande spoorbanen worden als wandelpaden ingezet om de bezoeker door het park te leiden, historisch en functioneel weinig interessante gebouwen worden geheel of gedeeltelijk weggenomen waardoor er extra ruimte en lucht in het park ontstaat.
Juist wel bruikbare en interessante gebouwen worden ingezet en fungeren als paviljoens in het openbare groen. Bestaande kabels en buisleidingen, hangend op enkele meters boven het maaiveld, worden voorzien van lichtarmaturen. De bestaande kraanbaan kan dienst doen om schommels aan te hangen. De visie herbergt onder andere een trimroute, een restaurant, een markthal, een indoor skatehal, een expositieruimte, een grand café, een stadstuin, een speeltuin en een markthal. Het in het stadspark gelegen centrumplein kan worden ingezet voor evenementen. De aantrekkingskracht van een groen hart in het centrum van Tilburg zal een enorme economische boost geven aan de binnenstad.

Een transformatie van werkplaats naar stadspark behoeft geen eindstation te zijn. Juist in deze tijd van aanhoudende economische onzekerheid, biedt een transformatie tot stadspark een passende oplossing. Het slopen van gebouwen en het geschikt maken van de terreinen is in elk ontwikkelingsscenario noodzakelijk. De stap naar een park is vervolgens een vanzelfsprekende en biedt bovendien de mogelijkheden om dit uitgestrekte en unieke terrein aan het stadscentrum toe te voegen. Geen overmatige, risicovolle en mogelijk slecht renderende nieuwbouw maar zorgvuldig geregisseerde beperkte ingrepen waarbij zoveel mogelijk het bestaande erfgoed intact blijft en als een decor voor een prachtig stadspark wordt ingezet.
Voorbeelden van dergelijke succesvolle interventies zijn er meer dan genoeg, o.a. Welterbe Zollverein en Landschaftpark Duisburg in het Ruhrgebied en het complex van de Westergasfabriek te Amsterdam.
Met T green willen we als ontwerpers de bewoners en bestuurders van Tilburg de mogelijkheden tonen van de voormalige NS werkplaats en de discussie over invulling ervan verruimen.

Voor meer informatie: www.T-Green.nl

VERHALEN VAN HET NIEUWE BEELD, de beeldaanpassing van een rijtjeswoning

Auteurs: Martin Liebregts en Sandra Arts

Een serie over de beeldkwaliteit (4)

Het aansprekend beeld
Het beeld neemt een steeds dominantere plaats in onze maatschappij in. Wij kiezen de voorwerpen, de goederen en de omgeving, mede op basis van het beeld en de verwijzingen van de beelden naar een (veronderstelde) wereld. Je zou het ook het karakter kunnen noemen dat het beeld respecteert. De grote opkomst van alle retro-stijlen houdt mede verband met onze zoektocht naar zekerheid, al of niet gedreven door nostalgie. Geen enkele architectuurstijl is hier los van te zien. Het verleden is hier een overtuigend bewijs van, waarbij voortdurend teruggegrepen werd op het bouwen uit het verleden, met toevoegingen als klassiek, neo of retro. Bij de aanpak van de rijtjeswoningen uit de periode 1945 tot 1975 zal het te realiseren beeld ook een belangrijke rol spelen. De techniek bepaalt dan niet de (intrinsieke) waarde, maar het beeld in combinatie met gebruik van materialen (textuur).

Om hier een aanpak voor te ontwikkelen, die het unieke, eenmalige project overschrijdt, met behoud van de (lokale) exclusiviteit, zullen de bouwstenen voor de architectuur geformuleerd moeten worden, in combinatie met het te realiseren comfort. De zoektocht zal in eerste instantie toch het karakter krijgen van het duiden van de beeldkwaliteit aan de hand van referenties (zie ook 1).

Lees verder