ONTWERPEN IN DE SERIE VAN EEN

In het kader van de design & innovatie workshop (1)

Door Sandra Arts en Roel Simons

Twee weken geleden hebben we vanuit onze weblog www. bestaandewijk.nl een inspiratieworkshop georganiseerd om de ideeën ten aanzien van design en innovatie in de dagelijkse ontwerppraktijk met elkaar te delen. Drie hedendaagse thema’s zijn hierbij aan bod gekomen; Ontwerpen in de serie van één, Denken in Componenten en Bewoners aan de knoppen. In een artikelenserie zullen de komende weken de drie thema’s verder uitgediept worden. Samen met de acht deelnemers worden conclusies getrokken en visies gegeven voor de toekomst.
In dit eerste artikel komt ‘Ontwerpen in de serie van één’ aan de orde; wat betekent de serie van één voor het beeld van de eengezinswoningen en andersom: wat betekent de huidige architectuur van de woningen voor de grenzen aan de serie van één.
De serie van één biedt de bewoner, net als de particuliere eigenaars, de mogelijkheid om zelf te bepalen wat hij wil wijzigen aan gevel of dak van zijn woning en wanneer hij deze wijziging wil aanbrengen. Dat klinkt natuurlijk perfect, maar om te voorkomen dat het straatbeeld een rommeltje wordt, moeten we ons de vraag stellen waar we de bewoners wel en waar niet uit kunnen laten kiezen. Je wilt zoveel mogelijk maatwerk aanbieden, maar waar liggen de grenzen?
Lees verder

Samenspel

Door: Dagmar Ebbeling 

Bij het maken van renovatieplannen, groot of klein, is het betrekken van bewoners steeds vaker een onderdeel van de planvorming. Regelmatig zitten we om tafel met een groep bewoners, die samen een klankbordgroep vormen, om plannen door te spreken voordat deze aan alle bewoners worden gepresenteerd. Eén van de belangrijkste bijdragen van de klankbordgroep is dat we samen kunnen uitvinden aan welke veranderingen, aanpassingen en keuzemogelijkheden de bewoners het meeste behoefte hebben.

Om met bewoners over de plannen te communiceren, kunnen verschillende zaken worden ingezet. Het is belangrijk te laten zien welke keuzemogelijkheden er geboden kunnen worden, maar het is net zo belangrijk dat iedereen begrip krijgt van de kosten die daarmee gemoeid zijn. Niet elke aanpassing kan kosteloos binnen een renovatieplan worden aangeboden aan bewoners en niet elke keuzemogelijkheid wordt uitgewerkt.

Door een indicatie te geven van de kosten van een ingreep, kan beter worden afgewogen welke maatregelen zinvol zijn bij dat betreffende project. Iedereen zal begrijpen dat het geld maar één keer kan worden uitgegeven en door informatie te geven over afwegingen (kosten, werkzaamheden, effect) is het voor een klankbordgroep helder waar de keuzemogelijkheden liggen.

Art-04 afb 01

Lees verder

Wonen is kinderspel

Bewust bezig zijn met wonen, dat leren ze tegenwoordig al op de kleuterschool. In een tijdje geleden heb ik in een uurtje proberen te vertellen wat een architect doet, aan een kleuterklas vol met 4 en 5 jarigen. Het is bijzonder om te zien hoe kinderen denken over wonen, wat vinden ze belangrijk? Vooraf had ik bedacht dat ze met allerlei voor de hand liggende termen zouden komen, maar op de vraag: welke kamers hebben jullie allemaal in jullie huis? riep tweederde: ‘een zolder! En een schuur!!’. Daarna kwamen pas de slaapkamer en woonkamer. De keuken is volgens mij helemaal niet genoemd.
Bij de situatietekening vroegen ze: ‘Waar is dan de tuin? en waar staat dan de trampoline? en waar staan de plantjes?
Door het project was iedereen wel op de hoogte van het platte en het schuine dak en zelfs een trapgevel was bekend. Maar bij het voorstel: zullen we een huis tekenen?, wilde iedereen toch graag een kasteel zien.

plaatje

Kinderen vertellen natuurlijk vanuit hun eigen gevoel en hun eigen belevingswereld. En wanneer ze opgroeien zullen ze andere dingen belangrijk vinden, maar wat we moeten onthouden is dat iedereen zijn woning op zijn eigen manier zal beleven en dat, ongeacht de leeftijd, wellicht andere zaken belangrijk worden gevonden dan dat wij, met een professionele blik, kunnen bedenken.
Daarom is het belangrijk om enquêtes en workshops te houden en de bewoners in hun eigen woorden te laten vertellen waarom ze graag in hun huis wonen en tegen welke problemen ze aanlopen. Geen betere woondeskundige dan de bewoner zelf.
Deze week is er weer een workshop, ik ben benieuwd met welke nieuwe inzichten ik weer naar huis ga.

De eigenheid van een vooroorlogs buurtje

Auteurs: Martin Liebregts en Roel Simons

De Lijsterbesbuurt: een onderdeel van Philipsdorp

De Wittejassenbuurt (1)

De Lijsterbesbuurt is rond 1920 gebouwd. De stedenbouwkundige opzet is van De Bazel en de architectonische invulling (woningontwerp) is van Smits, de architect van Philips. Het gaat om 69 woningen waarvan de oppervlakten relatief groot zijn. De gemiddelde oppervlakte van de woonkamer en keuken bedraagt circa 43 m2 (variabel van ruim 33 m2 tot circa 70 m2).
De luxe van de woningen wordt ook nu nog onderstreept door de aanwezigheid van een grote badkamer in de meeste woningen (gemiddeld 7,6 m2). De woningen waren bestemd voor de leidinggevenden in de Philipsfabrieken, vandaar de bijnaam ‘Wittejassenbuurt’. Van de 69 woningen zijn 63 woningen gelijksoortig en zes woningen, verdeeld over twee woningtypen, nemen een bijzondere positie in.

  • De twee-onder-een-kapwoningen, gelegen op de hoek van De Jonghlaan en Olmenlaan.
  • De vier naoorlogse woningen, die gebouwd zijn ter vervanging van het in de oorlog gebombardeerd blokje aan De Jonghlaan.

Bouwhulpgroep_Philipsdorp_maatvoering_kozijnen_Lijsterbesbuurt

Lees verder

De droom van de serie van één

door Martin Liebregts

Een praktijkverslag van een renovatie met de bewonerskeuze centraal: Flores Montal in Vlaardingen

De grootschalige naoorlogse wijken met hun grote uniformiteit hebben laten zien dat de behoefte aan differentiatie en ruimte voor eigen identiteit groot is bij de bewoner. Aan meer van hetzelfde is niet direct behoefte in de markt. De roep om differentiatie is in het huidige tijdsgewricht groot en vertaalt zich nog te vaak in beeldvariatie en te weinig in ruimtedifferentiatie met een eigen uitstraling. Dit boek ‘de droom van de serie van één’ is vooral een verslag van het renovatieproject ‘Flores Montal’, dat laat zien hoe alledaagse woonbehoeften vorm krijgen en tegelijkertijd ook hun begrenzingen kennen. Eigenlijk is het een plaatjesboek, omdat de beelden vertellen hoe er gewoond werd en hoe er nu, ruim vijftig jaar later, gewoond kan worden.

Het boek verschijnt eind mei 2013

BouwhulpGroep Boek Flores Montal Vlaardingen Serie van één

OPTIMALE BASISMATEN VAN DRIEKAMERAPPARTEMENTEN

Een serie over nieuwe plattegronden – 4 –

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Ontsluiting en nieuwe plattegrondstructuur

De optimale maten en structuur van een driekamerappartement bestaan niet, omdat de cascostructuur en de gebouwontsluiting van meerdere variabelen afhankelijk zijn. De gevellocatie en het totale huisvestingsprogramma leggen vaak de kaders vast van wat mogelijk is. Toch is het zinvol om optimale referenties voor ogen te houden om de specifiek ontwikkelde oplossing te spiegelen. In principe zijn drie hoofdvormen voor de plattegrond te onderscheiden:
A.   Een dubbele beuk, h.o.h. 5,4 m1 en diep circa 9 m1 (corridor/portiek/galerij), aan één gevel alle woonactiviteiten.
B.   Een brede beuk, h.o.h. 7,8 m1 en diep circa 13 m1 (portiek/galerij), aan twee gevels een combinatie van wonen en slapen.
C.   Een lange beuk, h.o.h. 6 m1 en diep ruim 16 m1 (portiek), wonen en slapen aan twee tegenovergestelde aparte gevels.
Voor alle drie de referenties geldt een bvo (bruto vloeroppervlak) van circa 97 m2 en een netto vloeroppervlak van 86 m2 (± 1 m2).
Met deze referenties als uitgangspunt is het vervolgens de opgave om de woningen te optimaliseren voor sociale woningbouw en passend te maken in een cascostructuur, waarbij ook parkeerplaatsen in het gebouw ondergebracht kunnen worden.

Lees verder

STUDENTENUNITS, EEN REPLICA VAN DE BEJAARDENHUISVESTING

Een serie over nieuwe plattegronden – 3 –

 

Door: Martin Liebregts

Rond 1970 zijn er in Nederland in enkele jaren tienduizend wooneenheden voor de zogenaamde ‘bejaarden’ gebouwd. Het omvatte de verzorgingstehuizen met één kamereenheid en incidenteel een tweepersoonseenheid, in combinatie met aanleunwoningen (tweekamerwoningen). Hetzelfde principe wordt nu toegepast bij de studentenhuisvesting met bijna dezelfde typologie en maten. Helaas zijn de bejaardenwoningen na vijftig jaar weer massaal vervangen of grondig gerenoveerd, waarbij alleen het casco nog in stand gehouden werd. Dit is en was het resultaat van een ‘eng’ economisch jasje, dat precies past bij de vraag van de korte termijn. In die zin is er iets te leren bij de invulling van de studentenhuisvesting en het bieden van ruimte aan flexibiliteit, mede met het oog op de toekomst. Tegelijkertijd is het ook verbazend, dat de verzorgingstehuizen en aanleunwoningen in studentensteden niet passend gemaakt worden voor een andere doelgroep. Soms is het verstandig de vraag roerend te maken en op zoek te gaan naar een passende vraag. Nu terug naar het ontwerp van de studentenhuisvesting en de oplossingen die nu bedacht worden met de erbij behorende eigenschappen: gemeenschappelijkheid, maatstructuur en ontsluitingsprincipe (1).

Lees verder

DRIEKAMERAPPARTEMENT EN DE VERHOUDING TUSSEN DE OVERIGE VERTREKKEN

Serie over nieuwe plattegronden – 2 –

Door: Martin Liebregts

Zoals in het vorige artikel is aangegeven, is er een duidelijke relatie tussen de grootte van de woonkamer/keuken en de afmetingen van de slaapkamer/badkamer. Maar bij een bepaalde omvang vlakt dat af (1). Ook de grootte van de badkamer en de berging intern hebben een relatie met de afmetingen van de woonkamer en keuken. Uiteindelijk vertegenwoordigen ze beide luxe en comfort van de woning. De spreiding in de praktijk ligt voor de som van beide ruimten tussen circa 7 en 12 m2. Het is de verhouding tussen basiskwaliteit en luxe, die zich vertaalt in enkele vierkante meters. De basiskwaliteit heeft wel betrekking op nieuwbouw. Voor de bestaande bouw is de grootte van een andere orde. Ter illustratie een badkamer van circa 3,4 m2 leidt in de bestaande woningbouw tot een tevredenheid van 70 procent of meer, terwijl bij nieuwbouw de ondergrens bijna 5 m2 is die gerealiseerd wordt.


Lees verder

DE STRUCTUUR VAN EEN DRIEKAMERAPPARTEMENT

Een serie over nieuwe plattegronden -1 –

Door Martin Liebregts

  

De wooneenheid in opkomst

Sinds een jaar of veertig staat het begrip appartement op de agenda van de woningmarkt. Het is het synoniem voor wooneenheid van een groter geheel. De woorden portieketagewoning en galerijflat zijn geleidelijk aan het verdwijnen. Maar er is meer gebeurd. Ook de schaal van de ontsluiting is in de loop der tijd gewijzigd. De stadsvilla’s uit de jaren zeventig en tachtig waren de eerste fenomenen waarbij slechts drie of vier woningen per etage werden ontsloten via een lift (1). En nu, in de eenentwintigste eeuw, domineert steeds meer het driekamerappartement als de ideale wooneenheid voor de een- en tweepersoonshuishoudens, ontsloten via een portiek en lift.

De woningontsluiting als sluitstuk

Bij een uitgebreide analyse van de woningplattegronden, die gerealiseerd zijn in de periode 2000-2011 (2), is te constateren dat de vorm en grootte van de hal het resultaat van veel toevalligheden is. De hal vormt bijna het sluitstuk van de plattegrond. Zowel ten aanzien van de vorm als de grootte is geen wetmatigheid te benoemen die verband houdt met gebouwvorm of woninggrootte.

Lees verder

RENOVEREN IS MEER DAN BOUWEN

Woonserviceconcept als dienstverlening

Door: Martin Liebregts en Yuri van Bergen

 

Bij groot onderhouds- en renovatieplannen staat het bestek vol met technische gegevens. Er wordt weinig aandacht besteed aan het welbevinden van de bewoner. De handelingen beperken zich tot het minimaliseren van overlast, het gebruik van stofschotten en het beschermen van vloeren. En dan heb je het wel gehad. Terwijl de renovatie bedacht wordt om het woongenot van de bewoner te verbeteren. Over de hele dienstverlening aan de bewoner wordt slechts weinig geregeld tussen opdrachtgever en aanbieder. En juist de specifieke dienstverlening moet de onderscheidende kwaliteit kunnen vormen. Een portie frites wordt anders opgediend bij een cafetaria dan in een restaurant, hoewel de smaak en hoeveelheid identiek kunnen zijn.

De bovengenoemde gedachte kwam op, toen het archief weer eens geraadpleegd werd en het ‘woonservice concept’ weer boven tafel kwam (1). Rond 1990 was er bij de renovatie nog veel aandacht voor de gebruiker/ bewoner. Er was toen überhaupt veel aandacht voor deze vorm van kwaliteitsaanpassing. Na ruim 15 jaar ervaring begon het in die tijd een vak en een dienst te worden. En vervolgens verdween het ineens bijna volledig van het podium en zijn we nu opnieuw het vak en de dienst aan het uitvinden. Vandaar dat er opnieuw aandacht wordt gevraagd voor het ‘woonserviceconcept’, waarin juist de dienstverlening aan de individuele bewoner wordt geregeld. Het gaat dus bij deze dienst niet om de technische keuzemogelijkheden of opties, want dat is nu onderhand wel vanzelfsprekend, maar over de wijze hoe het wonen op een bouwplaats ruimte krijgt. Misschien is het een uitdaging voor alle partijen de WOONSERVICE tijdens de renovatie opnieuw een plaats te geven.

Bron
(1)    BouwhulpGroep