Asfalt versus klinkers

Door: Joost Saris

Asfalt, asfalt en nog eens asfalt. Dat was jaren de wens van bewoners in bestaande wijken op Aruba. In een bestaande bario (= wijk in Papiamento) zijn vaak zandwegen aanwezig of een zandstrook naast de asfaltweg. Door de droogte en wind geeft dit veel stof overlast. Asfalt in plaats van zand, lost dit stofprobleem voor een groot deel op. Maar ook als het een keer regent, dan zorgt asfalt voor minder overlast. Want áls het regent op Aruba, dan regent het hard en veel. Verdere uitleg is denk ik niet nodig om te begrijpen hoe een zandweg er dan uitziet.

De wens van bewoners voor meer asfalt, is daarom begrijpelijk. Maar is het esthetisch een verfraaiing of verbetering voor de wijk? Daar mag over getwist worden. Maar zoals alles heeft ook deze oplossing nadelen; auto’s gaan harder rijden, regen kan niet weg, geen onderscheid van ‘rijbaan’ auto, fiets, voetganger en parkeren. Maar blijkbaar wogen voor lange tijd de voordelen zwaarder dan de nadelen.

Art.06_afb.01
Straat en stoep van asfalt (bario Ponton)
Lees verder

Versoepelen of verprutsen

Door: Dagmar Ebbeling

Ik las in de Cobouw een artikel waarin heel enthousiast gereageerd wordt op het versoepelen van de regelgeving voor zelfbouwers (1). Dit omdat met (particuliere) zelfbouw er vaak veel strubbelingen zijn om het plan door alle regelgeving heen te krijgen. Op zich een goede zaak dat mensen die zelf bouwen zelf beschikking hebben over hoe hun woning er uit komt te zien. Het overreguleren is ons niet vreemd en in sommige gevallen streeft het middel het doel zeker voorbij. Maar is dat hier nu ook aan de hand? Worden deze woningen beter nu deze aanpassingen in het bouwbesluit gemaakt zijn? Of ligt het ingewikkelder?

BouwhulpGroep_Renovatie_2015-Art.03-afb.01_1000px

Lees verder

De laan als verbindend element (1) Plataanbuurt, Philipsdorp

Auteurs: Martin Liebregts en Roel Simons

De hiërarchie en de samenhang

De Plataanbuurt vormt een van de vier buurten van Philipsdorp, is gebouwd in 1920 en omvat 249 woningen. Een winkelwoning is in het verleden afgebroken. De as van de buurt wordt gevormd door de Plataanlaan met in het midden een plein. Deze brede straat (12 à 18 m1) met deels groene voortuinen geeft de hele buurt een ruim en groen karakter. Het verspringen van de laan ter plaatse van het plein zorgt ervoor dat de geborgenheid van de buurt behouden blijft. Alle binnenstraten worden ter ondersteuning door een knik of beëindiging gevangen.
De buurt vertoont alle eigenschappen van een tuindorp: veel zicht op groen, wisselend gevelbeeld, straten die ruimtelijk beëindigd worden en hiërarchie in de totale opbouw. De geleding van de gevels, in het bijzonder die van de gevelopeningen, ondersteunt de schaal van het wonen (2).

 

BouwhulpGroep Situatiek Plataanbuurt_1000px

 

Lees verder

Van Woonerfwoning Naar Hybridewoning

Woningtype als ordeningsprincipe (14)

Van woonerfwoning naar hybridewoning

In de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn circa 1,2 miljoen woningen gebouwd, waarvan er veel gesitueerd zijn in wat we tegenwoordig de bloemkoolwijken noemen (1). Dit geldt ook voor het complex De Poorter te Montfoort, met de daarin gelegen woningen. De woonerven, de scheiding van auto en voetganger, smalle woningen, de bergingen aan de voorzijde van de woningen en vaak relatief veel hellende dakvlak zijn de fysieke kenmerken. En dit geldt ook voor de wijk, waarvan het complex de Poorter een onderdeel van vormt.
De woningen van de Poorter vertonen ook de specifieke eigenheden. De hoofdmassa is 4,40 m1 breed (h.o.h.) en 10,60 m1 diep. Aan de voorzijde is de woning voorzien van een gecombineerde entree, toilet en berging. Dat wat bij veel vooroorlogse woningen aan de achterzijde werd toegevoegd, werd in de jaren zeventig aan de voorkant aangebracht.

Lees verder

NIEUWE PATRONEN ONTDEKKEN EN INZETTEN

serie over nieuwe plattegronden -9-

Door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Het begon allemaal met de zoektocht naar nieuwe plattegronden en gebouwtypen, die bij (her)ontwikkeling gebruikt kunnen worden. Hiervoor is een breed scala aan bewoningswijzen bekeken, variërend van groepswonen, eenkamerwoning, tweekamerwoning, driekamerwoning tot de ‘traditionele’ gezinsbewoning (vier- à vijfkamerwoning). Verder zijn de maatstructuur en het ontsluitingsprincipe in de beschouwing meegenomen. En nu, zoveel verhalen en analyses verder, is het interessant welke patronen zichtbaar zijn in de praktijk en welke een herhaling verdienen.

Lees verder

RUIMTELIJKE VRIJHEID DOOR EEN VASTE STRUCTUUR

serie over nieuwe plattegronden -8-

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Bij de ontwikkeling van een locatie, wijk of blok is men vaak terughoudend om te denken in een bouwstructuur, omdat het de creativiteit zou ondermijnen. Als ik daar geluiden hoor denk ik aan de ‘oude’ steden, die volgens een gridpatroon zijn opgebouwd (1). Er is geen mens te vinden die zal beweren dat de ruimtelijke kwaliteit en diversiteit binnen het grid geen kans krijgt. Juist de ogenschijnlijke strenge afspraken over de hoofdstructuur laat in de praktijk een grote verscheidenheid aan invullingen zien en zorgen ervoor dat elk samenstellend onderdeel zijn eigenheid kan krijgen. Dus vaste structuur en ruimtelijke vrijheid met eigen identiteit zijn niet per definitie strijdig.

Lees verder

DE MAAT DER DINGEN EN HET VERBAND TUSSEN GEBOUW, ONTSLUITING EN WONINGTYPE

serie over nieuwe plattegronden – 7 –

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

De locatie, de mogelijkheden en de wensen

Bij elke invulling van een locatie, waarbij de stedenbouwkundige massa de leidraad vormt als bindend element tussen stad en gebouw, is het een zoektocht om de ruimte te ontdekken voor een gedifferentieerd woonprogramma. Juist de compactheid zorgt ervoor dat er in de praktijk sprake is van een ingewikkelde programmatische puzzel. Bij grondgebonden rijtjeswoningen is het daarentegen eenvoudig. De keuze ligt bij eengezinswoningen tussen vaststelling van de breedte met de bijbehorende diepte. Zo kun je dan eenvoudig rijtjeswoningen schakelen. De moeilijkheid ontstaat dus bij stedelijke bouwblokken. Of je die nu nieuw ontwikkelt of herontwikkelt. Op dat moment heb je te maken met het samenspel van het te realiseren woonprogramma – variërend van groepswonen tot appartementen -, de gewenste flexibiliteit erin en de keuze voor de bouwstructuur. Een structuur die bestaat uit ontsluitingsprincipes, beukmaat en de beschikbare ruimte, uitgedrukt in lengte, breedte en hoogte van de massa.

Lees verder

DE MATEN VAN HET WONEN, EEN LANGE TRADITIE

serie over nieuwe plattegronden – 6 –

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

De afgelopen vijftig jaar is er in wezen weinig veranderd in het aanbod over het wonen. Zelfs de toename van de woninggrootte is beperkt. Door de flexibiliteit van de woningen in de periode van 1950-1970 is de woonruimte automatisch vergroot met de aangrenzende slaapkamer, die gescheiden was van de woonkamer door een glazen wand of kastwand, zoals o.a. gestapelde woningen en de eengezinswoningen met voor- en achterkamer.

In dit artikel, in de serie over nieuwe plattegronden, staat de eengezinswoning centraal. In wezen gaat het om de geringe wijziging van de afgelopen vijftig jaar als het gaat om de oppervlakte voor de afzonderlijke activiteiten. Woonkamer en keuken zijn in huidige plattegronden samengevoegd. De douche is wat ruimer geworden en de ruimte in de kap wordt bijna altijd benut. Maar de absolute grootte van de woonverdieping beweegt zich rond hetzelfde gemiddelde: een bruto oppervlak voor de begane grond van 50 m² ( in het verleden ruim 6 m¹ breed bij ruim 8 m¹ diep en nu 5,4 m¹ bij circa 9,5 m¹). Maar als de oppervlakte bescheiden groeit, wat is er dan met het aanbod gebeurd? Om deze vraag te beantwoorden, kijken we naar de nieuwbouw anno 2012 (1).

Lees verder

DE STRUCTUUR VAN EEN DRIEKAMERAPPARTEMENT

Een serie over nieuwe plattegronden -1 –

Door Martin Liebregts

  

De wooneenheid in opkomst

Sinds een jaar of veertig staat het begrip appartement op de agenda van de woningmarkt. Het is het synoniem voor wooneenheid van een groter geheel. De woorden portieketagewoning en galerijflat zijn geleidelijk aan het verdwijnen. Maar er is meer gebeurd. Ook de schaal van de ontsluiting is in de loop der tijd gewijzigd. De stadsvilla’s uit de jaren zeventig en tachtig waren de eerste fenomenen waarbij slechts drie of vier woningen per etage werden ontsloten via een lift (1). En nu, in de eenentwintigste eeuw, domineert steeds meer het driekamerappartement als de ideale wooneenheid voor de een- en tweepersoonshuishoudens, ontsloten via een portiek en lift.

De woningontsluiting als sluitstuk

Bij een uitgebreide analyse van de woningplattegronden, die gerealiseerd zijn in de periode 2000-2011 (2), is te constateren dat de vorm en grootte van de hal het resultaat van veel toevalligheden is. De hal vormt bijna het sluitstuk van de plattegrond. Zowel ten aanzien van de vorm als de grootte is geen wetmatigheid te benoemen die verband houdt met gebouwvorm of woninggrootte.

Lees verder

Stadsacupunctuur: kleine ingrepen, groot resultaat

Door Irene Edzes

Iedere buurt kent schurende plekken. Niet toegeëigend of onvoldoende gebruikt. Soms is het nog niet zover, maar valt het verval wel te voorspellen. Soms blijven er gewoon kansen liggen. Strategisch ingrijpen op kleine schaal kan de leefbaarheid van een buurt of een stad aanzienlijk verbeteren. Dit vraagt om kennis van grotere verbanden, besef van de cultuurhistorische achtergrond en inzicht in procedures en processen.

Het architectuurplatform FASadE organiseerde onlangs het project ‘Stadsacupunctuur’ door en voor Amersfoorters. Bewoners van Amersfoort werden opgeroepen om plekken aan te dragen die  naarstig aan verbetering toe zijn. Vervolgens werden deze bewoners  gekoppeld aan professionals (ook uit de omgeving) en zo kwamen gezamenlijk achttien verbeterplannen tot stand. Tijdens een drukbezochte avond zijn deze plannen in pecha kucha-stijl gepresenteerd.

In de inleiding refereerde Tom Bullens aan het begrip ‘serendipiteit’: een mooi woord voor het vinden van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders. Stadsacupunctuur vraagt om een open blik en een luisterend oor, want alleen zo kun je optimaal gebruik maken van onverhoeds aanwezige kwaliteiten of behoeftes.

Opvallend aan de gepresenteerde plannen was het grote aandeel groene voorstellen. Ook het tijdelijke karakter van een aanzienlijk deel van de plannen was opmerkelijk. Dit tijdelijke karakter maakt overigens dat sommige plannen vrij eenvoudig en op korte termijn al uitvoerbaar zijn. Andere voorstellen vragen meer inspanning, maar hebben wel een grote en langdurige meerwaarde. 

Nu nog zien welk van de initiatiefnemers zijn verbeterplan als eerste gerealiseerd krijgt.  Het nodigt uit tot een pecha kucha avond van opnieuw in gebruik genomen gebied. Wellicht is de aanpak ook voor andere steden interessant.