de jaren zestig wijk (7): de verdwenen, resp. lege scholen, kerken en buurthuizen

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Een terugblik

De jaren zestig wijken zijn ontstaan toen de woningnood volksvijand nummer één was. Het tekort was groot. Dit werd nog versterkt door een snelle afname van de woningbezetting en de sterke groei van het aantal huishoudens. In de periode 1950-1970 is de woningbezetting afgenomen van 4,2 naar 3,2 personen en is het aantal huishoudens toegenomen met bijna 50 procent. In dit licht is mede de naoorlogse woningbouw tot stand gekomen.

Ontwikkelen en doorontwikkelen hebben tijd nodig. Het is geen kunst om grote vragen te formuleren, maar veeleer om die op te splitsen in behapbare kleine antwoorden. In die zin is het nodig om de tijd te nemen om de bestaande kwaliteit te begrijpen en de passende antwoorden te formuleren. Dit geldt ook voor leeggekomen scholen, kerken en buurthuizen. Het loopt niet weg, als je er even over nadenkt.

 

 
De vergrijzing, de verdunning en de veroudering

In de jaren zestig wijken doen zich dus drie tendensen voor, die vragen om herbezinning:
• Vergrijzing. De bewoners zijn ouder dan de rest van de stad. Dus is er behoefte aan extra voorzieningen, die dit ondersteunen.
• Verdunning. De bevolking is structureel afgenomen door de sterke reductie van de woningbezetting. De afname bedraagt ca. 50 procent (2).
• Veroudering. Alle gebouwen – woningen, scholen, winkelcentra – zijn ca. vijfenveertig jaar oud. Structurele aanpak van de schil is dan om technische redenen noodzakelijk.

Winkelcentra en de levensduur

De winkelcentra van de jaren zestig kenmerken zich door een eigen eenheid, enigszins los van de rest van de wijk en op zichtzelf staand. Het is geen straatwand meer van de wijk (een strip). De ontwikkeling van deze winkelcentra is tweeledig: of het wordt gesloopt en misschien blijft de supermarkt over, of het winkelcentrum wordt versterkt. In alle gevallen wordt de transformatie vaak begeleid door extra hoogbouw ter plaatse van het winkelcentrum.

 Pius X kerk Eindhoven
originele situatie (1960) 

Pius X kerk Eindhoven
bestaande situatie (2011)

Verdwenen kerken en scholen

De ontzuiling heeft ertoe bijgedragen dat de kerken leeg liepen en overbodig werden. In de afgelopen decennia heeft dit veelal geleid tot sloop en de bouw van appartementen. Hierdoor is er niet eens ruimte ontstaan voor een eigen geschiedenis van de wijk. De kerken verdwenen binnen dertig jaar na hun bouw. Juist de gebouwen die zich qua architectuur en aandacht onderscheidden van de omgeving, vielen onder de slopershamer. Nog voor de bewoners gewend waren aan de architectuur, stond er al iets nieuws (vaak vlak, met geen zeggingskracht).
Hetzelfde geldt voor de schoolgebouwen, die versneld verdwijnen. Men vergeet dat kerken en schoolgebouwen essentiële onderdelen zijn van het collectieve geheugen. Veel bewoners hebben er een relatie mee. En alleen daarom al zouden we er extra zorgvuldig mee om moeten gaan. Wil een buurt of wijk een plek worden om te wonen, dan zal er ruimte moeten zijn voor dit geheugen.

 Judas Taddeuskerk Eindhoven
originele situatie (1968)

Judas Taddeuskerk Eindhoven
huidige situatie (2011)  

St. Vincentius a Paolo Eindhoven
originele situatie

St. Vincentius a Paolo Eindhoven
huidige situatie (2011)

Bronnen
(1) In 1950 waren er in Nederland ruim 2,7 miljoen huishoudens en in 1970 bijna 4 miljoen (CBS).
 De woningbezetting nam in diezelfde periode af met ca. 25 procent (van 4,2 naar 3,2). Een dub-bele beweging, die nog eens werd versterkt door de voorafgaande oorlogsperiode en crisisjaren (weinig bouwactiviteiten).
(2) De bevolking van de jaren zestig wijken is relatief ouder dan die van andere buurten/wijken. In de jaren vijftig is al een nieuwe generatie aan het instromen van vooral één- en tweepersoonshuis-houdens. In de jaren zestig wijken wonen relatief meer ouderen. Bijvoorbeeld in Eindhoven be-draagt het aandeel van vijfenzestig en ouder in deze wijken ca. 23 procent (19 à 27 procent), ter-wijl voor de hele stad 16 procent geldt.
 De gemiddelde woningbezetting van deze wijken bedraagt 2,1 (2010), terwijl die bij bouw zeker boven de 4 heeft gelegen (gezinswoningen).
(3) De kerken hebben niet meer het eeuwig leven. De kerken die in de periode van voor de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd, en vervolgens zijn gesloopt, hebben een levensduur gehad van ca. zestig jaren. Voor de naoorlogse periode geldt een nog kortere periode. Het merendeel van deze kerken is alweer gesloopt en de gemiddelde levensduur bedraagt ruim dertig jaar.
 De gegevens zijn ontleend aan 14 kerken, die gebouwd zijn in Eindhoven in de periode 1918-1972 (7 voor 1945 en 7 na 1945).
(4) Ook de aanpak van winkelcentra kent zijn eigen cyclus. Na vijftien à twintig jaar vindt de eerste aanpassing plaats (opfrissen). Na dertig à veertig is de tweede kwaliteitsaanpassing aan de orde. Dit valt nauw samen met de aanpak van de woningen.
(5) De gemiddelde periode die ligt tussen het definitieve stedenbouwkundige plan voor de Vinex en de oplevering bedraagt vijftien jaar. Zie hiervoor ‘VINEX! Een morfologische verkenning’, Han Lör-zing, Wiebke Klemm, Miranda van Leeuwen, Suus Soekimin, Rotterdam, maart 2006
(6) De historische foto’s van de kerken komen van de website www.eindhoveninbeeld.com en www.eindhoven-in-beeld.nl