Naar binnen gerichte woonerven

Door: Martin Liebregts

Elke keer verbaast het je als je wat nauwkeuriger kijkt naar de gebouwde omgeving die ons omringt. De tijdsgeest is er volop te proeven, of we nu een vooroorlogse wijk, een zestiger jaren wijk of de ‘knusse’ wijken uit de tweede helft van de zeventiger en begin tachtiger jaren bekijken. Wat opvalt, is dat in al die perioden mensen met al hun kunnen gepoogd hebben een passend antwoord te geven voor de korte en lange termijn. Nu deze serie over de wijken uit de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw is gestart en de blik wat nauwkeuriger op deze wijken gericht wordt, roept het toch in eerste instantie positieve gevoelens op. Ofschoon de stedenbouw en architectuur een duidelijke datum hebben, zijn er oplossingen bedacht, die nog steeds studie verdienen. Het zijn proefprojecten die al dertig jaar meegaan.
In de praktijk wordt er pas gekeken naar de projecten als er problemen zijn en dan zie je dat de actuele problemen de aanwezige kwaliteiten volledig overschaduwen. Dergelijke situaties hebben we met alle bouwperioden meegemaakt. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw was er geen oog voor de waarde van het tuindorp/de tuinstad. Het was gedateerd. Nu wordt het bijna met monumentenhandschoenen benaderd. Hetzelfde lot overkwam de vijftiger en zestiger jaren wijk. Niet de intrinsieke waardes werden herkend, maar de problemen domineerden het denken. Dit zie je nu gebeuren met de bouw uit de zeventiger en tachtiger jaren uit de vorige eeuw, terwijl deze wijken over uitgeprobeerde concepten beschikken, die de moeite waard zijn. De serie artikelen over deze periode probeert dat al zoekende bloot te leggen.
Dit artikel richt zich op de stedenbouwkundige opzet van deze wijken, die ondersteund of begeleid worden door de architectuur. Aan de hand van twee voorbeelden zal gepoogd worden aan te geven dat er veel positieve lessen uit te trekken zijn en dat in de marges misschien bijstelling nodig is.

Grote percelen en parkeren op eigen terrein
In de koopsector is er sprake van relatief grote percelen in deze periode. Gemiddeld bedragen ze 200 m2, terwijl in de voorafgaande periode de grootte niet veel meer was dan 100 m2. Tegelijkertijd neemt het parkeren op eigen terrein een hoge vlucht. Globaal zijn hierbij twee principe oplossingen toegepast.
–          Garage of carport aan de voorzijde
–          Garages op het achterterrein. Ook aan de achterzijde worden de woningen ontsloten
In tegenstelling tot de zestiger jaren wordt de oplossing zo dicht mogelijk bij de individuele woning gebracht. Het parkeren aan de voorzijde, al of niet gecombineerd met garage en/of berging leidt ertoe dat het wonen op de achterzijde wordt gericht (het zogenaamde tuinkamerwonen).

Hofje of besloten straat
Hoewel het maar om twee voorbeelden gaat, zijn ze wel redelijk representatief voor de nieuwe ontwikkelingen de tweede helft van de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Aan de ene kant werd er gezocht naar hofjes, die besloten waren en ’s avonds dienst deden als parkeerruimte en overdag ruimte boden aan spelen. Soms werd de ruimte enigszins verdiept gelegd. De algemene opvatting was dat overdag iedereen werkte die een auto bezat. Echter de werkelijkheid is structureel veranderd. Het gevolg is dat dergelijke hofjes bijna continu een parkeerplaats vormen. Een van de redenen is dat de garages niet voor de auto, maar als berging gebruikt worden. Als dat zo is, is het nodig door inrichting de twee gebruiksopties opnieuw ruimte te geven voor de dag en de nacht.
De ontwikkeling die erop volgde was, dat het parkeren opnieuw naar de achterzijde werd gebracht. Nu niet zoals in de periode daarvoor op een gemeenschappelijk terrein, maar juist zo privé mogelijk. Het resultaat was dat de straten ruimte konden bieden aan andere functies.
Door de introductie van de gebogen straten, waardoor een beslotenheid toenam, en het geheel een meer organische structuur suggereerde, werd de straat de buurthuiskamer voor overdag.
Het resultaat is dat de woonomgeving een grote mate van beslotenheid kent. Er is zelfs sprake van intimiteit. Op zich is dit zijn intrinsieke waarde. Maar ook hier geldt dat geleding en inrichting een eigentijdse vertaling behoeven.

De architectuur ondersteunt de stedenbouw
Doordat wij wijken ineens realiseren en op dit moment een stedenbouw met de erbij behorende beeldkwaliteit sturend is, leidt ertoe dat de architectuur de erin besloten tijdsgeest volgt. Dit geldt ook voor de architectuur in de twee voorbeelden. De nieuwe woontypen met parkeren aan de voorzijde leunt qua architectuur nog op de voorafgaande periode. Op het moment dat de buurten echt verwisseld worden door parkeren aan de achterzijde, krijgt de beeldvariatie de volledige ruimte binnen de context van het Nederlandse bouwen en de erbij behorende architectuur.
Hoe je het ook draait of keert, de Nederlandse bouw is vanaf 1945 altijd gebaseerd op het rijtje en de herhaling. De variatie is dan ook gebaseerd op het schuiven met deze bouwsteen. Niet de totale gevelwand is het sturend element, maar de  massa van de afzonderlijke woning. Natuurlijk zijn er ook voor deze perioden uitzonderingen te benoemen.

Terugblik bij de naar binnen gerichte woonerven
Misschien moeten we ons als gemeenschap minder druk maken over wat er nieuw gebouwd wordt. Het accent zou moeten liggen hoe we de bestaande wijken stedenbouwkundig en architectonisch kunnen versterken zonder te vervallen in paternalism, met oog voor de verduurzaming van de woningen (2). Dus hoe we ontwikkelingen, die de gemeenschappelijke kwaliteit voor ogen heeft, kunnen faciliteren. En daar heb je geen hoge priesters voor nodig, maar mensen die zoeken naar kwaliteit en draagvlak.

Bronnen
1)         De gegevens zijn verzameld in juni / juli 2011
Woninggrootte, perceelsgrootte
en garages
Woninginhoud
m3
Perceelsgrootte
Pecentage garages resp. carport
Totaal
Genderbeemd, Hanevoet(1) (1975)
395
174
32 %
Achtse Barrier (2)( 1979)
342
188
54 %
Stempel
Genderbeemd Hanevoet
(~100 woningen)
400
205
Achtse Barrier
(~200 woningen)
402
219
1)     Gebaseerd op een steekproef van 43 woningen
2)     Gebaseerd op een steekproef van 73 woningen
2)         Zie artikel ‘Active House: woningen die meer geven dan nemen’, H. van Nunen en Yuri van Bergen, Kennisbank Bestaande Woningbouw, 18 juli 2011