de jaren zestig wijk (5): de stempels als stedenbouwkundige ordening

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

In de jaren zestig wijken probeerde men een scheiding aan te brengen tussen het doorgaande autoverkeer en het wonen. Binnen de wijk-/buurtuitvalswegen werden zich herhalende stedenbouwkundige eenheden, zogenaamde stempels, aangebracht, met woonstraten en veelal met gebruik van meerdere woongebouwtypen. Al het doorgaande verkeer wordt buiten de buurt om geleid, waardoor een rustig woongebied wordt gerealiseerd, met een zo groot mogelijke veiligheid voor de jeugd. Elke buurt of wijk wordt gekenmerkt door zijn eigen specifieke stempels. Maar voor bijna alle stempels geldt, dat er woonstraten en/of woonerven gerealiseerd worden, die vrij blijven van (doorgaand) gemotoriseerd verkeer.
Alle wijken kennen een grote, gemeenschappelijke groenzone.

Lees verder

De zestiger jaren wijk(4): winkelcentra als herhalend beeld

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Het zijn de eerste winkelcentra die direct al ruimte boden aan de opkomende zelfbedieningsmarkt, door de flexibiliteit en de mogelijkheden om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. In de loop der jaren zijn de bakker, slager en groenteboer verdwenen en zijn er meerdere supermarkten voor in de plaats gekomen. Het ideale eiland met de dagelijkse voorzieningen heeft een andere context gekregen. De wereld is in de afgelopen vijftig jaar structureel veranderd. De kunst is nu om de winkelcentra uit het verleden met het herhalend beeld als eiland van voorzieningen een nieuwe plaats te geven in de woonwijk van de toekomst. Alleen de woningen aanpakken biedt geen antwoord op het gewenst beeld dat toekomstwaarde heeft.


Lees verder

De zestiger jaren wijk (3): sobere strengpersarchitectuur

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Met de architectuur van de afzonderlijke woning is niets mis. De verhoudingen van de gevels kloppen. Met zorg is er vormgegeven aan de principes van het Moderne Bouwen. Alleen de hellende daken verwijzen nog naar het verleden. In die zin onderscheiden de jaren zestig zich van de periode erna, waar er vaak minder respect was, qua textuur en geleding, voor de wetten van de schoonheid.
Nog steeds kunnen de eenvoud en de herhaling me beroeren als uitdrukking van een machine, de gelijkheid en de zoektocht naar de essentiële eenvoud. Maar de herhaling waarover het zich uitstrekt, is als gebied in de huidige beleving te groot. Het duidelijk te onderscheiden ensemble ontbreekt als het ware en alleen de kenner ziet nog het verschil.

Lees verder

De zestiger jaren wijk (2): monofunctionaliteit en functiescheiding

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Een terugblik
Nooit in de geschiedenis is de functiescheiding zo ver doorgevoerd als in de stedenbouw van na de oorlog. Zelfs het winkeltje op de hoek verdween en werd ondergebracht op een plek veelal omringd door kerk en school. Nu, zestig jaar later, ontstaan in de woningen allerlei thuiswerkplekken, veelal verborgen voor de bezoeker en alleen herkenbaar aan een bordje bij de voordeur. Elk stukje grond is in de naoorlogse periode bij wijze van spreken bestemd voor wonen, speelgroen, kijkgroen, verblijfgroen, parkeren, garages etc. Alles is geordend vanuit een visie van samenleven, die zijn tijd deels heeft gehad. De buurt, de wijk is nu eenmaal niet de schaal waarop het leven zich momenteel afspeelt.
De organisch gegroeide stad als alternatief is niet te reproduceren. De vraag is of het zinvol is en de negatieve neveneffecten niet groter zijn dan de mogelijke voordelen van een meer stabieler leefmilieu. Maar wel is het noodzakelijk in de monofunctionele wijken uit de naoorlogse periode – in het bijzonder die uit de jaren zestig – meer ruimte voor ‘leven’ te scheppen. Een lint van locatie en plekken te benoemen, waar naast wonen ook andere activiteiten plaats kunnen vinden. Hoofdroutes die zich zo kunnen ontwikkelen tot gebieden, die meer het karakter van openbare ruimte krijgen dan van een gesloten woonmilieu en die zich tevens als beeld ook kunnen onderscheiden.

Lees verder

de zestiger jaren wijk (1): de uniformiteit van het woningaanbod

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Daar, waar je mee opgroeit, blijft lange tijd een vanzelfsprekendheid. Dit geldt ook voor het veel toegepaste woningtype ‘de doorzonwoning’. Bijna 1,5 miljoen woningen zijn ervan in Nederland gebouwd. Tezamen vertegenwoordigen zij een economische waarde met de erbij behorende grond van ruim 250 miljard euro. Astronomische bedragen als je zo ziet. Alleen daarom al is het maatschappelijk zeer nodig om met elkaar te kijken, hoe de positie van deze woningen voor de toekomst verbeterd kan worden. Als we als maatschappij nu eens 1% van deze waarde zouden benutten aan onderzoek om hier meer greep op te krijgen, zouden we de komende periode ruim 2,5 miljard euro aan onderzoek mogen besteden. Helaas is er niemand – ook de overheid niet – die beleid kan formuleren en onderzoek kan entameren die boven één projectje uitstijgt. Helaas het is niet anders en we zullen het ermee moeten doen.

Lees verder

De zestiger jaren wijk, de fysieke omgeving van twee droomwerelden opnieuw verbeeld

door Martin Liebregts, Sandra Arts en Roel Simons

Een reeks columns, die de zestiger jaren wijk in beeld met commentaar probeert te vangen.

In de zestiger jaren komen twee droomwerelden samen, die van de vooruitgangsfilosofie en de maakbaarheid van de maatschappij en die aan de opkomst van een culturele breuk met het regenteske verleden en het geloof in een andere nieuwe wereld tussen hippie en revolutie. De zestiger jaren zijn het hoogtepunt in de ontwikkeling van de democratisering en toegankelijkheid van het wonen. De wijkgedachte in combinatie met licht, lucht en ruimte leiden tot zeer uniforme, gestructureerde wijken. Uiteindelijk werd wonen voor het volk bereikbaar in combinatie met eigentijds comfort. De ontwikkeling had zich dertig jaar eerder ingezet en dit was dan het resultaat van de verwetenschappelijking van het wonen. Tegelijkertijd broeide er in de maatschappij een nieuwe gedachte, die zich richtte op de bevrijding van de burgerlijke inperking van ‘boompje-beestje-huisje’ zoals dat in politieke en culturele bewegingen tot uitdrukking kwam. De platenhoes van  ‘Sgt Peppers Lonely Hearts Club Band’ is daar een metafoor voor: allemaal verschillende, kleurrijke UNIFORMEN. Op dit breukvlak zijn de zestiger jaren wijken gerealiseerd en bewoond. Twee dromen die achteraf nooit tot werkelijkheid zijn geworden. En nu 40 jaar later is de vraag wat er van de droom van een maakbare samenleving over is en welke aanpassingen zijn nu benodigd om in het dagelijkse leven van de 21e eeuw hun bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de droom van zijn bewoners, dat wil zeggen een plek waar men graag woont.

Lees verder

De stempel als maat der dingen

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Een beetje als een scheldwoord voor het zich herhalende stedenbouwkundige element is het woord stempel ooit in het vakjargon terecht gekomen. De moderne stedenbouw tussen 1945 en 1970 wordt er sterk door gekenmerkt. In principe is een (gesloten) bouwblok, als het zich herhaalt (in maat), ook een stempel. Allerlei combinaties tussen gebouwtypen en buitenruimten (hofjes e.d.) werden ermee gerealiseerd. Nu deze wijken op de agenda staan om op woning-, stempel- of buurtniveau aangepakt te worden, doet zich de vraag voor wat de gebruikswaarde van de verschillende voorkomende stempels is. Uiteindelijk is dat de maatstaf voor alle dingen. Zeker als het om gebruikswaarde op langere termijn gaat. Aan dit criterium onderwerpt zich ook de cultuurhistorische waarde als het om grotere eenheden gaat. Uiteindelijk zal iets door gebruikers gewaardeerd moeten worden.
Bij de beoordeling van de naoorlogse woningbouw domineren nog vaak de vooroordelen. Het kent voor- en tegenstanders ofwel bewonderaars en mensen die er gewoon niet van houden, zoals dat ook ten aanzien van de architectuur geldt. In veel gevallen ontbreekt het aan systematisch onderzoek naar de eigenwaarde van de ‘vroegere’ concepten, in het licht van nu en de toekomst. Tenslotte moeten de feiten spreken als je de toekomstwaarde wilt bepalen.
Maar hoe onderzoeken we dit nu systematisch? In dit artikel wordt door het beschouwen van enkele exemplaren een poging gedaan iets over de praktijk te vertellen. Het is in dit stadium vooral verhalen over observaties.

Lees verder

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Voortdurend zijn we op zoek naar die kwaliteit in de gebouwde omgeving, die de tand des tijds doorstaat. Het is vaak niet het moment van de dag die de kritiek van de tijd doorstaat. Behagen voor vandaag leidt vaak naar vergankelijkheid voor morgen. Tijdens de vakantie bezoeken we vaak oude steden en dorpen om te proeven hoe cultuur, kwaliteit en tijd samen tot een doorleefde belevingswaarde zijn gekomen. We slenteren er rond en voelen ons – als het niet te druk is – prettig.
Als het om de gebouwde omgeving gaat, is het toch ook vaak de eerste impressie. Voel je je er prettig. Als je jaren later met meer ervaring terugkomt, kun je het eindelijk ook verklaren. Daarom vormen drie projecten, die ik al bijna dertig jaar ken, de leidraad om iets te zeggen over duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Het zijn drie wijken in Eindhoven: De Bazelbuurt, het Witte Dorp en ’t Ven. Ze vertegenwoordigen drie perioden van het bouwen (1920, 1935 en 1950). En nog steeds beschouw ik deze buurten als van een hoge kwaliteit. De tijd heeft er alleen toe geleid dat ik steeds beter ben gaan begrijpen waarom hier sprake is van een DUURZAME, RUIMTELIJKE KWALITEIT.
Vaak moet je door je oogharen heen zien wat de oorspronkelijke kwaliteit was. De tand des tijds maakt veel slachtoffers.

Lees verder