de jaren zestig wijk (8): auto’s en garages in het gelid

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

De achterliggende gedachten
In het boek ‘Eindhoven, stadsontwikkeling 1900-1960’ geeft Piet Beekman een samenvatting van een artikelenserie van Eindhovense architecten, verschenen in 1947 in het Eindhovens Dagblad (1).
In dit kader haal ik hier enkele quotes uit:

  • De hemel beware de komende generatie van de last van etagewoningen. Geen stapelmensen in stapelwoningen.
  • En zo – gestapelde bouw in de stadskern en rustige lage bebouwing van de woonwijken – wordt de verveling vermeden, die nu zo drukkend op Eindhoven rust.
  • Qua woningtype pleit men voor eengezinswoningen met een slaapverdieping, die volledig is opgeschaald, en een kap. Want dit type huis is immers sterk verankerd in de woonzeden in deze omgeving.
  • Woon-, eet- en kookkeuken typeren de woonzeden, maar men is het niet eens met deze grote keukens: ‘Weg met de woonkeuken!’. De woonkeuken is meer op zijn plaats in landelijke gebieden en men valt in een woonkeuken gauw terug ‘in minder goede maaltijdgewoonten…met de pan op tafel’. Men dient te eten in de woonkamer.

Verder wordt in hetzelfde boek aangegeven dat de stadsuitbreiding in Eindhoven moest aansluiten op de eenheid van een parochie. Of zoals destijds verwoord werd:
De Wijkgedachte zal in Eindhoven – als in elke Brabantse stad – haar uitgangspunten in de parochie vinden. Van kerkelijke zijde streeft men naar kerken voor ca. 5.000 gelovigen. Aangezien wij in Eindhoven kunnen rekenen, dat ± 80% van de bevolking rooms-katholiek is, zal dus de omvang van een parochie op ± 6.000 personen kunnen worden gesteld.
Deze benadering heeft ertoe geleid dat de wijkgedachte in de Eindhovense stedenbouw een totaal andere vorm heeft gekregen dan de stadsuitbreiding van steden in het westen van Nederland. Wijken, resp. buurten hebben en kleinere omvang.

Lees verder

de jaren zestig wijk (7): de verdwenen, resp. lege scholen, kerken en buurthuizen

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Een terugblik

De jaren zestig wijken zijn ontstaan toen de woningnood volksvijand nummer één was. Het tekort was groot. Dit werd nog versterkt door een snelle afname van de woningbezetting en de sterke groei van het aantal huishoudens. In de periode 1950-1970 is de woningbezetting afgenomen van 4,2 naar 3,2 personen en is het aantal huishoudens toegenomen met bijna 50 procent. In dit licht is mede de naoorlogse woningbouw tot stand gekomen.

Ontwikkelen en doorontwikkelen hebben tijd nodig. Het is geen kunst om grote vragen te formuleren, maar veeleer om die op te splitsen in behapbare kleine antwoorden. In die zin is het nodig om de tijd te nemen om de bestaande kwaliteit te begrijpen en de passende antwoorden te formuleren. Dit geldt ook voor leeggekomen scholen, kerken en buurthuizen. Het loopt niet weg, als je er even over nadenkt.

 

  Lees verder

de jaren zestig wijk (6): het imponerende groencasco en de ‘lege’ ruimte

Auteur: Martin Liebregts

Buurt of wijk

Als het om het groen in relatie tot een wijk gaat, is het van belang te weten wat de omvang van het gebied is. De begrippen buurt, wijk en stadsdeel lopen nog al eens in elkaar over (1). Een buurt heeft gemiddeld duizend woningen en bij een wijk ligt het in de orde van grootte van 5 duizend woningen. Of het nu buurt of wijk heet, het gaat dus om een gebied van circa 2 à 3 duizend woningen, die be-schikken over een winkelvoorziening, scholen, park(je) en overige wijk-/buurtvoorzieningen (zoals tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw een kerk).

De grootte en het karakter van het park in de buurt

In de wijkopzet van de jaren zestig beschikt een wijk of een buurt over een park, waarvan de grootte mede bepaald wordt door het aantal woningen dat erop betrokken is. Bij een buurt van circa 25 honderd woningen heeft een dergelijk park de omvang van 4 ha. Aansluitend op deze groenzone worden scholen en andere wijkvoorzieningen gegroepeerd. De schaal waarop de wijkontwikkeling in het verle-den heeft plaatsgevonden, bepaalt vaak de maat van het park. Hoe kleiner de afzonderlijke wijken, des temeer krijgt het groen een versnipperd karakter. Grote parken van ca. 6 ha vereisen een groot gebied met gauw al zo’n 4 à 5 duizend woningen.
Het karakter van deze parken kan sterk verschillen. Twee verschillende oplossingen zijn hierbij te onder-scheiden:

Lees verder

de jaren zestig wijk (5): de stempels als stedenbouwkundige ordening

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

In de jaren zestig wijken probeerde men een scheiding aan te brengen tussen het doorgaande autoverkeer en het wonen. Binnen de wijk-/buurtuitvalswegen werden zich herhalende stedenbouwkundige eenheden, zogenaamde stempels, aangebracht, met woonstraten en veelal met gebruik van meerdere woongebouwtypen. Al het doorgaande verkeer wordt buiten de buurt om geleid, waardoor een rustig woongebied wordt gerealiseerd, met een zo groot mogelijke veiligheid voor de jeugd. Elke buurt of wijk wordt gekenmerkt door zijn eigen specifieke stempels. Maar voor bijna alle stempels geldt, dat er woonstraten en/of woonerven gerealiseerd worden, die vrij blijven van (doorgaand) gemotoriseerd verkeer.
Alle wijken kennen een grote, gemeenschappelijke groenzone.

Lees verder

De zestiger jaren wijk(4): winkelcentra als herhalend beeld

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Het zijn de eerste winkelcentra die direct al ruimte boden aan de opkomende zelfbedieningsmarkt, door de flexibiliteit en de mogelijkheden om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. In de loop der jaren zijn de bakker, slager en groenteboer verdwenen en zijn er meerdere supermarkten voor in de plaats gekomen. Het ideale eiland met de dagelijkse voorzieningen heeft een andere context gekregen. De wereld is in de afgelopen vijftig jaar structureel veranderd. De kunst is nu om de winkelcentra uit het verleden met het herhalend beeld als eiland van voorzieningen een nieuwe plaats te geven in de woonwijk van de toekomst. Alleen de woningen aanpakken biedt geen antwoord op het gewenst beeld dat toekomstwaarde heeft.


Lees verder

Wanneer is een renovatie geslaagd

Auteur: Joost Saris

Er zijn veel voorbeelden van woningen te noemen waarvan de waardering voor de architectuur erg uiteenloopt,  de één vindt ze juist mooi en de ander juist niet. Vooral nieuwbouw lokt vaak deze tegenovergestelde reacties uit.. Bij renovatie gaat het zelfs verder: het resultaat wordt vergeleken met hoe het was. Daarbij komt dat na een renovatie iedereen er vanzelfsprekend vanuit gaat dat het beter is. Maar wat voor de één beter is, is voor de ander juist slechter.

Kortom, in dit artikel wordt een poging gedaan duidelijk te maken, wat de renovatie van een (sociale huur) woning geslaagd maakt.

 Nog vóór de oplevering van renovatie, groot onderhoud, upgrading  – of wat voor mooie term er ook aan gegeven wordt – zijn de eerste meningen al gevormd.

“Dat had voor mij niet gehoeven”,

“het is zonde dat ze dat niet hebben gedaan”,

“het was mooier geweest als…” enz.

Deze meningen beperking zich vaak tot de buitenzijde van een woning.  Ze gaan over wat er áán de woning is veranderd.

Renovatie van de buitenzijde geeft over het algemeen duidelijk resultaat. Het is al snel een verbetering op de oude situatie van een woning dat door ouderdom is aangetast.  Dit resultaat komt bijvoorbeeld door het reinigen van de gevel, het vervangen van voegwerk, het plaatsen van nieuwe kozijnen, het schilderen in een nieuwe kleur of door het plaatsen van nieuwe dakpannen.  Al deze voorbeelden  geven duidelijke esthetische verbeteringen, zonder het ontwerp van de woning te wijzigen.

 

Lees verder

De zestiger jaren wijk (3): sobere strengpersarchitectuur

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Met de architectuur van de afzonderlijke woning is niets mis. De verhoudingen van de gevels kloppen. Met zorg is er vormgegeven aan de principes van het Moderne Bouwen. Alleen de hellende daken verwijzen nog naar het verleden. In die zin onderscheiden de jaren zestig zich van de periode erna, waar er vaak minder respect was, qua textuur en geleding, voor de wetten van de schoonheid.
Nog steeds kunnen de eenvoud en de herhaling me beroeren als uitdrukking van een machine, de gelijkheid en de zoektocht naar de essentiële eenvoud. Maar de herhaling waarover het zich uitstrekt, is als gebied in de huidige beleving te groot. Het duidelijk te onderscheiden ensemble ontbreekt als het ware en alleen de kenner ziet nog het verschil.

Lees verder

Van tijdsgebonden naar tijdloos

Op zoek naar de waarde van portiekwoningen

 

door Sandra Arts

Aanleiding voor dit artikel is de nieuwbouw van 66 seniorenwoningen in Vlaardingen. Het oude gebouw heeft plaats gemaakt voor nieuwbouw omdat de portiekwoningen niet geschikt te maken waren voor de wensen van de toekomst. De belangrijkste reden was dat er senioren in gehuisvest moesten worden. Het bestaande gebouw bleek niet flexibel genoeg voor aanpassing. Met de nieuwbouw is gepoogd voldoende flexibiliteit in te brengen zodat het nog vele jaren meekan en de tand des tijds kan doorstaan. Met andere woorden dat het een duurzaam gebouw is.

Naast flexibiliteit in de woningindeling zijn ook uitstraling en type ontsluiting eigenschappen die de tijdloosheid van een gebouw bepalen. Aan de hand van deze nieuwbouw in Vlaardingen en voorbeelden van andere portiekwoningen is verduidelijkt wat de waarde van de portiekwoning is. Dit artikel verschijnt in de context van het boek ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ waarin stil wordt gestaan bij de betrokkenheid van duizenden vaders bij de realisatie van het gebouw.

Van passend naar flexibel
Het kenmerk van de huidige portiekwoning is dat per verdieping twee woningen grenzen aan een portiek. De structuur is vaak zo dat een travee bestaat uit vijf beuken. Per woning zijn dat twee beuken en in een beuk bevinden zich het trappenhuis en de wisselbeuk. Deze heeft een breedte van circa 2,2 meter, zodat er twee trappen naast elkaar geplaatst konden worden. Per woning is er een beuk voor het wonen en slapen. Deze is meestal 3,6 meter breed. De andere beuk is bestemd voor koken en de kleine slaapkamer. Deze beuk heeft dan een breedte van 2,2 meter zodat er een bed in de breedte in paste.

Deze beuken vormen de draagconstructie van het gebouw. De woningen van de portiekflat in Vlaardingen die gebouwd zijn in 1955 voldeden aan deze opbouw.

De levensduur van de woningen werd tien jaar geleden door de eigenaar opnieuw beschouwd. De gewenste doelgroep was senioren. Om hieraan te voldoen  moest onder andere de toegankelijkheid van de woningen aangepast worden. Ook de indeling van de woningen paste niet bij de eisen voor een seniorenwoning. Het had niet de vereiste ruimte om met gebruik van een rolstoel de woning te kunnen bewonen. Een lift zou aan het gebouw toegevoegd moeten worden omdat het niet in het trappenhuis past en de cascostructuur liet interne wijzigingen niet toe. Het gevolg van deze belemmeringen was te kiezen voor sloop en nieuwbouw.

Door de cascostructuur is de flexibiliteit ten aanzien van toekomstige wijzigingen beperkt. Een woning met een flexibele plattegrond is makkelijk aan te passen. Bij de nieuwbouw in Vlaardingen hebben de woningen een beukmaat van 7,8 meter vrije overspanning. Tussen deze afmeting bevinden zich alle woonfuncties. Hierdoor is de indeling van de woning in de toekomst eenvoudig te wijzigen.

Lees verder

Het gebouw en zijn duizend vaders

Het verhaal van het nieuwbouwproject ‘De Heren van Ambacht’ in Vlaardingen

 

door Martin Liebregts en Sandra Arts

Plannen maken en bouwen is vaak hollen of stilstaan. Alles moest gisteren klaar, terwijl het om de toekomst van een gebouw gaat en om het woongenot van meerdere generaties. En dan te bedenken dat tussen het eerste idee en de realisatie bijna tien jaar schuil gaat. Enige reflectie is, gezien de tijdspanne, wel op zijn plaats. Deze beschouwing richt zich zowel op het ontwerp als de realisatie van de gebouwen.

Het boek opent met de ideeën achter het gebouw, om vervolgens de mensen in beeld te brengen, die achter en voor de schermen ervoor hebben gezorgd dat de gebouwen er nu staan. Dit boek ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ poogt juist de mensen en hun bijdrage aan de vergetelheid te onttrekken. Dit heeft niets met romantiek of nostalgie te maken. Het is het verhaal over de identiteit van de gebouwen en de mensen.

 

Identiteit en duurzaam wonen

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Elke bewonerswisseling leidt tot een grondige aanpassing van de woning zowel bij eigenaren als huurders. Er zijn vele redenen waarom bewoners van de ene woning naar de andere gaan. Variërend van gezinssamenstelling, inkomen, werk of leeftijd. Vanuit duurzaamheid is het wenselijk dat mensen langer in hun woning blijven wonen. Dit leidt tot minder vroegtijdige aanpassing en onnodig vroegtijdige vervangingen. Je ziet al een verschil in woonduur tussen de verschillende woningtypen. Bij grondgebonden rijtjeswoningen bedraagt de woonduur ruim 18 jaar en bij gestapelde woningen (portiek) circa 10 jaar (1)
Dit is geen pleidooi of een moreel appel om minder te verhuizen. Wel is het een speurtocht naar die aspecten van de fysieke kwaliteit, die mensen binding geven aan hun woonplek.  Natuurlijk is de sociale kwaliteit zeker zo belangrijk. Maar dat is geen onderwerp voor dit artikel, ofschoon het natuurlijk een wezenlijk onderdeel van de identiteit vormt.
Degenen die ooit op zoek zijn gegaan naar een koopwoning, weten uit ervaring wat uiteindelijk de doorslag gaf bij eenzelfde prijs. Op een of andere manier appelleerde de woning en de omgeving aan een droom. Het sprak de verbeelding aan. Tegelijkertijd werden de mogelijkheden van toekomstige aanpassingen onderkend. Uiteindelijk moeten er in de loop der jaren mogelijkheden zijn – ook in financieel opzicht – om de gewenste aanpassingen te realiseren. Op dat moment is het een droomhuis voor de langere termijn.

Natuurlijk zijn dit niet allemaal rationele afwegingen in de dagelijkse praktijk. Dergelijke complexe keuzes worden met een gevoel gedaan, die achteraf te rationaliseren zijn. Dan is het dus niet alleen het tegeltje in de hal dat ogenschijnlijk het doorslaggevend argument was.
In dit artikel ‘De identiteit van duurzaam wonen’ gaan we nader in op:
•    Hoe van het rijtjeshuis een droomhuis te maken is.
•    De levensduur van woningen en de gewenste aanpassingen in de tijd.
•    De vereiste bouwstenen voor aanpassingen. Lees verder