DE MATEN VAN HET WONEN, EEN LANGE TRADITIE

serie over nieuwe plattegronden – 6 –

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

De afgelopen vijftig jaar is er in wezen weinig veranderd in het aanbod over het wonen. Zelfs de toename van de woninggrootte is beperkt. Door de flexibiliteit van de woningen in de periode van 1950-1970 is de woonruimte automatisch vergroot met de aangrenzende slaapkamer, die gescheiden was van de woonkamer door een glazen wand of kastwand, zoals o.a. gestapelde woningen en de eengezinswoningen met voor- en achterkamer.

In dit artikel, in de serie over nieuwe plattegronden, staat de eengezinswoning centraal. In wezen gaat het om de geringe wijziging van de afgelopen vijftig jaar als het gaat om de oppervlakte voor de afzonderlijke activiteiten. Woonkamer en keuken zijn in huidige plattegronden samengevoegd. De douche is wat ruimer geworden en de ruimte in de kap wordt bijna altijd benut. Maar de absolute grootte van de woonverdieping beweegt zich rond hetzelfde gemiddelde: een bruto oppervlak voor de begane grond van 50 m² ( in het verleden ruim 6 m¹ breed bij ruim 8 m¹ diep en nu 5,4 m¹ bij circa 9,5 m¹). Maar als de oppervlakte bescheiden groeit, wat is er dan met het aanbod gebeurd? Om deze vraag te beantwoorden, kijken we naar de nieuwbouw anno 2012 (1).

Lees verder

STRUCTUUR VOOR WOONUNITS MET EEN, TWEE EN DRIE KAMERS

Een serie over nieuwe plattegronden – 5 –

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Een terugblik en reflectiemoment (1)

Al sinds het begin van de sociale woningbouw en de bemoeienissen van de professionals ermee, heeft flexibiliteit op de agenda gestaan. In eerste instantie was dit ingegeven door de beperkte ruimte en zocht men naar mogelijkheden om dag en nacht in een flexibel ruimtegebruik te vertalen. Deze gedachte kent iedereen uit de wereld van caravans. Op eenvoudige wijze is het gebruik van de dag om te toveren in een slaapplaats. Vanaf begin jaren zestig staat flexibiliteit in het teken van keuzevrijheid over de inrichting van de woning en worden gebruik en inrichting van het casco losgekoppeld (als vervolg op vooroorlogse ideeën, o.a. van Le Corbusier) en vertaald naar het OPEN BOUWEN. Rond 1980 komt het onderwerp opnieuw op de agenda te staan, nu vanwege de grotere diversiteit aan bewoningswijzen (tussen groepswonen en gezinswonen). Vervolgens wordt rond 2000 het thema opnieuw ontdekt onder de noemer IFD (Industrieel, Flexibel, Demontabel Bouwen). Het tekent een beetje de zoektocht, die de afgelopen eeuw bewandeld is. Nu, anno 2012 speelt opnieuw de vraag als het gaat om programmering van stedelijke locaties. Gaat het om studentenhuisvesting, studio’s of driekamerappartementen? Eigenlijk gaat het vooral om huisvesting van eenpersoonshuishoudens, die dominant zijn geworden in de samenleving van de stad (en soms om tweepersoonshuishoudens).

De verschillende sociaaleconomisch posities, die ze in de maatschappij kunnen innemen, leiden bij inkomens stijging tot toenemend ruimtegebruik. Het kan beginnen met groepswonen, bestaande uit individuele kamers met gemeenschappelijke voorzieningen, en eindigen in een driekamerappartement. Als je dit in een historisch perspectief plaatst, ontstaat er toch een soort déjà vu gevoel. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw waren we als bureau intensief bezig met allerlei vormen van groepswonen (2). De beschouwing destijds was onlosmakelijk verbonden met flexibiliteit, omdat het om een nieuw verschijnsel ging en er grote onzekerheid was over de ontwikkelingen in de toekomst. En nu, anno 2012, pogen we opnieuw aan het begrip flexibiliteit invulling te geven. Eigenlijk trachten we een beeld te krijgen van een zinvolle wooncarrière van eenpersoonshuishoudens in een stedelijke omgeving. Pas als we ons dat bewust zijn, begint de technische vertaling. Lees verder

EENVOUD IN HET GROEN

Door Martin Liebregts

De herhaling

In de wederopbouwperiode na de oorlog verschijnen de eerste systeemwoningen op het toneel, om mede een antwoord te geven op het groeiend woningtekort. Een van deze systemen wordt aangeduid met het systeem Welschen. Toevallig kwam ik in een boekwinkel in Coevorden een boekje over het tuindorp aldaar tegen, dat circa tien jaar geleden gesloopt was (1). Een kort citaat uit het boekje geeft een beeld van het verleden:

‘Het werden witte huizen en daarom wordt het ook wel het ‘Witte Tuindorp’ genoemd. Anderen noemden het Jeruzalem. Het nieuwe Tuindorp werd een nieuw lustoord. Het was heel mooi aangelegd. De huizen stonden in een groene ruimte van gazons, tuinen en bomen. …In het nieuwe Tuindorp daarentegen kwamen veel leraren en ambtenaren te wonen in een voor die tijd heel gerieflijke woning.’

De woningen beschikten over gemeenschappelijke voortuinen. Deze wijk vertoonde grote overeenkomst met twee complexen waarvoor wij als bureau de afgelopen jaren renovatieplannen hebben ontwikkeld en die uitgevoerd zijn of worden: De Witte Wijk in Heerlen (2) en Prinses Margrietstraat e.o. in Middelburg (3). Ook deze wijken, rond 1950 gebouwd met Welschen-woningen, beschikten (oorspronkelijk) over gemeenschappelijke voortuinen en zijn stedenbouwkundig zeer ruim opgezet. In alle drie projecten was de kracht gelegen in de stedenbouwkundige opzet, waarbij de eenvoud van de woning juist die kwaliteit ondersteunde.

Eenvoud in het groen

De oorspronkelijke architectuur is sober. De bouwstenen, die het accent geven, zijn bescheiden en bestaan uit betonnen sierkaders ter plaatse van de voordeur, al of niet in combinatie met een luifeltje, betonnen sierelement als puivulling, gemetselde schoorsteen of siermetselwerk ter plaatse van de kopgevel. In de loop der jaren is de kozijnindeling gewijzigd en is deze beperkte verfijning verdwenen. Ondanks deze architectonische versobering blijft het geheel door de stedenbouwkundige setting toch nog ‘aardig’ en aantrekkelijk ogen.

Behoud van eigenheid

In de twee projecten – Heerlen en Middelburg – is bewust gekozen om de eigenheid van de buurt, dat bestaat uit een samenspel van stedenbouw en architectuur, te behouden en de woningen weer voor vijfentwintig à dertig jaar geschikt te maken voor bewoning. In beide gevallen ligt de aanpak bij de schil (gevel en kozijnen). Door kleine accenten aan te brengen, is gepoogd om de oorspronkelijke eenvoud een beetje te laten schitteren. En dat is toch vaak de opgave bij de aanpak van de bestaande woningvoorraad.
Pas nu wordt duidelijk wat de kracht van een stedenbouwkundig concept is en wat ervoor pleit de kwaliteit van dit concept met elkaar te koesteren. Eenvoudige architectonische woningen kunnen pronken in een samenhangende setting van groen en ruimte.

Bronnen
(1)  ‘Tuindorp, door de jaren heen’, Leidy van Nuil-Brunink en Hennie Bos-Lennips, Dalen 2003
Dit boek gaat over de speeltuinvereniging BSV Tuindorp en zijdelings worden ook het Rode Tuindorp (1921) en het Witte Tuindorp (1950-1952) behandeld. Beide complexen zijn in de loop der tijd vervangen. Het Witte Tuindorp is een stedenbouwkundig plan van J.A.M. de Boer (154 woningen)
(2)  De Witte Wijk te Heerlen omvat 260 eengezinswoningen, die in 2005/2006 zijn gerenoveerd. De stedenbouwkundige was Jos Klijnen en architect Stoks, die aan de basis van het plan uit 1951 gestaan hebben
(3)  Het complex van 42 eengezinswoningen en 88 duplexwoningen in de Prinses Margrietstraat e.o. in Middelburg zijn een ontwerp van Groosman. De uitvoering van de renovatieplannen vindt plaats in 2012

VANEG-WONINGEN, OPNIEUW DE TOP VAN DE WONINGMARKT

Door Sandra Arts

In Nederland zijn in de jaren 70 circa 7.000 woningen gebouwd volgens het bouwsysteem Vaneg. Vaneg is een montagebouwmethode voor laagbouwwoningen met geprefabriceerde betonelementen die op het werk worden gemonteerd. De wandelementen bestaan uit verdiepingshoge elementen en de vloerelementen van de verdiepingen zijn vertrek breed. De langsgevels zijn samengesteld uit geprefabriceerde houten pui-elementen en de begane grondvloer bestaat uit een systeemvloer. De woningen waren bij oplevering het toppunt van comfort door de grootte en de aanwezige uitrusting (CV, badruimte). Nu, ruim veertig jaar later, kennen de woningen veel bouwkundige problemen zoals vocht, tocht, geluidsoverlast en de energetische kwaliteit is zeer gering. Ze komen in de huidige situatie uit op label F.

Nieuwe situatie
Voor woningbouwvereniging Wonion te Ulft hebben we in een consortium met BAM meegedaan aan een selectie voor de renovatie van dergelijke woningen. Voor de woningbouwvereniging vormde de nieuwe generatie op de woningmarkt aanleiding voor een bijgesteld programma.

Het ging hierbij om de renovatie van 115 woningen die onderdeel uit moeten gaan maken van twee buurten met elk een andere sfeer, de Parkbuurt en de Gaarden. Door deze studie zijn we als bureau goed op de hoogte van wat de eigenschappen en de mogelijkheden zijn van deze woningen.
In ons voorstel strippen we de woningen volledig, dat wil zeggen de voor- en achterpuien en het buitenblad vervangen, waardoor door een nieuwe schil aan te brengen de energetische kwaliteit van de woningen op een hoger nivo wordt gebracht. Door ter plaatse van het metselwerk, steenstrips toe te passen kan de totale constructiedikte beperkt blijven waardoor ook de huidige fundering voldoet. De realisatie van dit alles kan binnen 9 dagen waardoor de overlast voor de bewoners wordt beperkt.
Daarnaast worden energetisch drie varianten aangeboden: energielabel B, A en A+. Per variant  kan een indicatie gegeven worden voor de woonlasten na renovatie. Lees verder

Citypark T Green

door Frank van Winden en Joris Verhoeven

De Spoorzone is een omvangrijk gebied in het centrum van Tilburg met in het hart De Werkplaats: het voormalige NS-terrein aan de noordkant van het Tilburg CS. Generaties Tilburgers werkten binnen de muren aan locomotieven en treinen, op steenworp afstand van de stadswijk Theresia.
Citypark T green is een studie naar een uitgestrekt stadspark in dit gebied, als alternatief voor de huidige ontwikkelingen die op planning staan.

De laatste plannen voor het gebied gaan namelijk uit van een invulling met een hoge dichtheid van wonen en werken. De woning- en kantorenmarkt zit echter in het slop en een plan dat uitgevoerd moet worden door marktpartijen zal de komende tijd weinig kans van slagen hebben. Met name de beoogde rendementen staan onder hoge druk en de verwachting is dat deze de komende jaren niet haalbaar zijn. Uit de studie blijkt een alternatieve aanpak meer passend: ontwikkeling door de gemeente en een duurzame oplossing voor de lange termijn, waarbij de belangrijkste conclusie is: veel minder bouwen.

De studie gaat uit van een groot landschapspark genaamd T Green waarin allerlei culturele en toeristische voorzieningen zijn ondergebracht. Het park strekt zich als een campus uit van het NS plein aan de oostzijde tot de Fraterstraat aan de westzijde. De bestaande spoorbanen worden als wandelpaden ingezet om de bezoeker door het park te leiden, historisch en functioneel weinig interessante gebouwen worden geheel of gedeeltelijk weggenomen waardoor er extra ruimte en lucht in het park ontstaat.
Juist wel bruikbare en interessante gebouwen worden ingezet en fungeren als paviljoens in het openbare groen. Bestaande kabels en buisleidingen, hangend op enkele meters boven het maaiveld, worden voorzien van lichtarmaturen. De bestaande kraanbaan kan dienst doen om schommels aan te hangen. De visie herbergt onder andere een trimroute, een restaurant, een markthal, een indoor skatehal, een expositieruimte, een grand café, een stadstuin, een speeltuin en een markthal. Het in het stadspark gelegen centrumplein kan worden ingezet voor evenementen. De aantrekkingskracht van een groen hart in het centrum van Tilburg zal een enorme economische boost geven aan de binnenstad.

Een transformatie van werkplaats naar stadspark behoeft geen eindstation te zijn. Juist in deze tijd van aanhoudende economische onzekerheid, biedt een transformatie tot stadspark een passende oplossing. Het slopen van gebouwen en het geschikt maken van de terreinen is in elk ontwikkelingsscenario noodzakelijk. De stap naar een park is vervolgens een vanzelfsprekende en biedt bovendien de mogelijkheden om dit uitgestrekte en unieke terrein aan het stadscentrum toe te voegen. Geen overmatige, risicovolle en mogelijk slecht renderende nieuwbouw maar zorgvuldig geregisseerde beperkte ingrepen waarbij zoveel mogelijk het bestaande erfgoed intact blijft en als een decor voor een prachtig stadspark wordt ingezet.
Voorbeelden van dergelijke succesvolle interventies zijn er meer dan genoeg, o.a. Welterbe Zollverein en Landschaftpark Duisburg in het Ruhrgebied en het complex van de Westergasfabriek te Amsterdam.
Met T green willen we als ontwerpers de bewoners en bestuurders van Tilburg de mogelijkheden tonen van de voormalige NS werkplaats en de discussie over invulling ervan verruimen.

Voor meer informatie: www.T-Green.nl

Stadsacupunctuur: kleine ingrepen, groot resultaat

Door Irene Edzes

Iedere buurt kent schurende plekken. Niet toegeëigend of onvoldoende gebruikt. Soms is het nog niet zover, maar valt het verval wel te voorspellen. Soms blijven er gewoon kansen liggen. Strategisch ingrijpen op kleine schaal kan de leefbaarheid van een buurt of een stad aanzienlijk verbeteren. Dit vraagt om kennis van grotere verbanden, besef van de cultuurhistorische achtergrond en inzicht in procedures en processen.

Het architectuurplatform FASadE organiseerde onlangs het project ‘Stadsacupunctuur’ door en voor Amersfoorters. Bewoners van Amersfoort werden opgeroepen om plekken aan te dragen die  naarstig aan verbetering toe zijn. Vervolgens werden deze bewoners  gekoppeld aan professionals (ook uit de omgeving) en zo kwamen gezamenlijk achttien verbeterplannen tot stand. Tijdens een drukbezochte avond zijn deze plannen in pecha kucha-stijl gepresenteerd.

In de inleiding refereerde Tom Bullens aan het begrip ‘serendipiteit’: een mooi woord voor het vinden van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders. Stadsacupunctuur vraagt om een open blik en een luisterend oor, want alleen zo kun je optimaal gebruik maken van onverhoeds aanwezige kwaliteiten of behoeftes.

Opvallend aan de gepresenteerde plannen was het grote aandeel groene voorstellen. Ook het tijdelijke karakter van een aanzienlijk deel van de plannen was opmerkelijk. Dit tijdelijke karakter maakt overigens dat sommige plannen vrij eenvoudig en op korte termijn al uitvoerbaar zijn. Andere voorstellen vragen meer inspanning, maar hebben wel een grote en langdurige meerwaarde. 

Nu nog zien welk van de initiatiefnemers zijn verbeterplan als eerste gerealiseerd krijgt.  Het nodigt uit tot een pecha kucha avond van opnieuw in gebruik genomen gebied. Wellicht is de aanpak ook voor andere steden interessant.

REFLECTIE: Het gevoel voor schoonheid, de basis voor vernieuwing voor de gebruiker

Een serie over de beeldkwaliteit (3)

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

 

Schoonheid, een kwestie van beschouwen
Alle deskundigen laten zich bij hun onderzoek naar nieuwe oplossingen leiden door hun gevoel voor schoonheid. Of het nu om wiskundigen, biologen of ontwerpers gaat, de schoonheid van de oplossing en de aanwezige verhoudingen zorgen ervoor dat de zoektocht voortdurend herhaald wordt. En als je dit beweert, kom je bij de essentie van het begrip ‘schoonheid’. Het gaat om beschouwen. Reeds velen hebben hier hun licht op geworpen1. In het kader van dit artikel verwijzen we voor de ‘diepere’ overwegingen naar deze bronnen. De enige opmerking die ik wil maken is dat de woorden schoonheid en beschouwing tot dezelfde basis behoren. Bij beide gaat het om kijken. In wezen is schoonheid dus in eerste instantie een wijze van kijken.
In dit artikel willen we het over schoonheid in relatie tot de vernieuwingen in de bouw en de gebruiker hebben. Bij de gebruiker gaat het vaak om het detail, maar het detail krijgt pas een plaats in het grotere geheel. De ontwerper is degene, die eerst kijkt naar proporties (lengte, breedte, hoogte), dan naar de lijn en tot slot naar het detail 2. Maar dat detail moet passen. De bewoners zien vooral de details. Ze vinden iets mooi omdat het grote geheel klopt (de verhoudingen, compositie e.d.), het is eigenlijk een vanzelfsprekendheid geworden. Als het grote geheel niet klopt dan zullen ze iets niet mooi vinden, maar zullen zich dan toch vooral uiten op de details.

Lees verder

Toolkit Kanaleneiland-Zuid

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

In opdracht van de projectgroep Kanaleneiland-Zuid is er door de BouwhulpGroep, samen met Vollmer&Partners, een toolkit ontwikkeld ter ondersteuning van de kwaliteitsaanpassing van een stempel. Het resultaat is het product van samenwerking van vele partijen (naast de twee bureaus, woningcorporaties en gemeente).

Voor de verschillende bouwstenen, resp. componenten van de stempel, zoals flatblok, met zijn diverse onderdelen (gevel, woning, entree, etc.), binnenstraat en binnenterrein, zijn uiteenlopende kwaliteitsaanpassingen benoemd. De erbij behorende afweging en consequenties zijn vastgelegd in toolbladen.

Het gaat in de praktijk niet alleen om maatregelen, maar ook om de onderliggende thema’s. Met andere woorden, waarom neem je zo’n maatregelen? En kwaliteit, die ook de emotie aanspreekt, is een belangrijke, sturende kracht bij de keuze. De thema’s die bij deze toolkit zijn gehanteerd betreffen:
–  Veiligheid en uitstraling/uiterlijk
–  Comfort en imago
–  Duurzaamheid en differentiatie

Uitgangspunt is, dat aan de basis van de maatregelen zoveel mogelijk de aanwezige kwaliteit versterkt, gecorrigeerd of weer zichtbaar gemaakt wordt. De titel van de toolkit ‘Op zoek naar het eigene’ verwijst hiernaar.

Klik hier om het gehele rapport te downloaden (7mb)

REFLECTIE: de gevel van het blok als eenheid

Een serie over de beeldkwaliteit (2)

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Het verschijnsel rijtjeswoning, waarbij eenzelfde woning achter elkaar wordt geschakeld als strengperssteen, dateert pas van de jaren zestig uit de vorige eeuw. Vooral de systeembouw had hier patent op. Woningen werden niet meer gespiegeld met gecombineerde voordeuren, kopgevels kregen geen enkel accent en het dak was een doorlopend geheel. De eenvoud als beeldtaal ten top. In voorafgaande perioden was er sprake van een totaal andere beeldtaal en -traditie in de woningbouw.

Welke lessen zijn er uit het verleden te trekken en wat betekenen ze voor de aanpak van de bestaande woningvoorraad, waar het rijtje de basis van het blok vormt? De aanpak van de bestaande woningvoorraad vraagt bij de bewerking van het beeld om heroriëntatie. Maar de voortdurende vraag is, welke ruimte er bestaat in de praktijk. Alvorens deze vraag te kunnen beantwoorden, kijken we eerst terug naar het gebruik van de beeldtaal in het verleden.

Lees verder

REFLECTIE: schoonheid, uiterlijk of harmonie

Een serie over de beeldkwaliteit (1)

Door Martin Liebregts

Het was een tekst van Roger Scruton, die me ertoe verleidde dit artikel te schrijven. In het boek Schoonheid stelt hij ergens: ‘In de stedenbouw is het doel in eerste instantie dat dingen in hun omgeving passen, niet dat ze sterk opvallen… En als je wilt opvallen, moet je de aandacht die je vraagt ook waard zijn.’

Het gaat dus om alledaagse schoonheid, die verband houdt met een vorm van passendheid of harmonie, los van de smaak van de afzonderlijke personen. Want hoe vaak hoor je: ‘ik vind het niet mooi’, of ‘ik vind het mooi’. Zeker bij aanpassing van de gebouwde omgeving probeer je uit te stijgen boven het waardeoordeel van de individuele smaak. Het is vooral zoeken naar de objectieve maatstaf, die bij de beeldkwaliteit een rol speelt. En de vraag is of die bestaat, los van de tijdgeest of het moment van de mode.

Lees verder